Luc werd op zijn 20ste gediagnosticeerd met een bipolaire aandoening, na een periode van drie jaar met lichte ups and downs. Hij legde zich erbij neer, verdiepte zich niet in de aandoening en sprak er niet over. Hij kreeg medicatie, lithium, en die slikte hij, maar accepteren deed hij zijn aandoening niet.
“In die periode heb ik me nooit prettig gevoeld, ik wist niet wie ik was en voelde me niet gelukkig. Jaren later pas kwam ik erachter dat ik door de lithium enorm was afgevlakt. Het dempte mijn negatieve emoties, maar ook mijn positieve, ik leefde op de automatische piloot.
Ik had een ouderwetse psychiater die ik één keer in de drie maanden zag: bloedprikken, een receptje werd uitgeschreven en er werden drie woorden gewisseld
Het ging voor de buitenwereld prima met me, ik haalde mijn studie, had een leuke vriendin en had een goede baan. En ik ondernam veel, zo beklom ik de Kilimanjaro, reisde ik door Midden-Amerika en Afrika, en studeerde ik een jaar in El Salvador. Maar diep van binnen was ik ongelukkig, ik sprak er met niemand over.
Ik dacht dat ik zo was en daarmee maar zou moeten leren leven. Wist ik veel, ik had tenslotte net na mijn puberteit de diagnose (inclusief bijbehorende medicatie) gekregen, een periode waarin je nog zoekende bent naar jezelf.
Na een periode van 13-14 jaar lithium slikken kreeg ik twijfels over mijn diagnose
Ik ging naar een nieuwe psychiater voor een onderzoek. Hij vond het moeilijk te beoordelen maar bood me wel zijn begeleiding aan bij het stoppen met de medicatie. In die periode ging het na 8 jaar ook uit met mijn vriendin, ik zakte in een depressie. Toen ik daarvoor antidepressiva kreeg, voelde ik me vrij snel heel goed. Te goed eigenlijk: ik werd hypomaan, zonder dat ik het door had.
Ik heb een bipolaire stoornis type 2, die is wat minder heftig dan type 1, depressieve periodes en hypomane periodes wisselen elkaar af. Hypomanie is een lichte vorm van een manie, en kenmerkt zich voor mij in een euforisch gevoel, grenzeloos gedrag en alleen maar bezig zijn met dingen die ik leuk vind.
Ik had het idee dat ik opnieuw geboren was. Mijn vrienden, drie ervan zijn psychiater, zagen dat het niet goed ging. Ik stopte op hun aandringen met mijn medicatie, die had namelijk de hypomanie uitgelokt.
Na een redelijk stabiele periode zonder medicatie van bijna één jaar stortte ik weer in. Ik kon niet slapen, zelfs niet met slaapmiddelen. Na een aantal nachten zonder slaap werd ik heel angstig en depressief.
’s Nachts ben ik naar de crisisopvang gelopen. ‘Het gaat niet goed’, zei ik. ‘Jullie moeten me opnemen.’
Na twee weken in het ziekenhuis kreeg ik toch weer de diagnose bipolair. Bijna twee jaar lang was ik depressief en in het begin van 2013 ging het heel slecht met me. Mijn nieuwe relatie was net uit na tweeënhalf jaar en ik woonde tijdelijk in het leegstaande huis van een vriend. Ik zocht de hele dag op het internet naar wat er mis was met me. Ik dacht dat ik de meest kwaadaardige persoon ter wereld was, een kwaadaardige narcist, een psychopaat, en had daarbij ook zelfmoordgedachtes.
Uiteindelijk sloeg dat na verandering van medicatie om de andere kant op, het ging weer té goed.
Mijn psychiater had niet in de gaten dat het té goed was, maar ik vertelde hem ook niet alles. Ik hield dingen voor hem achter, niet om m’n ziekte te verbergen (want ik vond mezelf niet ziek), maar omdat ik me schaamde voor bepaalde dingen die ik deed. Opnieuw dacht ik dat ik herboren was. Terugkijkend was ik toen hypomaan, maar mijn behandelaars verklaarden mij diagnosevrij en in overleg stopte ik met de medicatie.
Ik besloot voor een goed doel naar Indonesië te fietsen. In maart 2014 zou ik vertrekken, en van tevoren zou ik een maand bij mijn ouders wonen. Ik zag het helemaal zitten, al kreeg ik niet veel positieve reacties op mijn plannen vanuit mijn directe omgeving. Ik had ook behoorlijk wat schulden gemaakt, maar ik dacht: ‘het komt goed, ik ga boeken over mijn tocht schrijven en iedereen wil mij inhuren, zo geweldig ben ik’.
Eenmaal bij mijn ouders ingetrokken, ben ik keihard ingestort, het werd me allemaal teveel en ik raakte psychotisch. Ik dacht zelfs dat ik gevaarlijk was en heb mezelf bij de politie aangegeven. Die namen dat in eerste instantie serieus en hebben me verhoord, maar dat leidde uiteraard tot niks en namen ze uiteindelijk contact op met mijn toenmalige psychiater.
Ook hem vertrouwde ik niet: iedereen zat in een complot tegen mij. Ik kreeg een antipsychoticum, maar ik dacht dat het een slaapmiddel was zodat de politie mij ’s nachts van mijn bed zou kunnen lichten. Ik gaf me hier aan over en iedere avond nam ik afscheid van mijn ouders: ‘Morgen ben ik er niet meer, dan zit ik in de gevangenis’, zei ik dan. Ik was heel angstig, maar de medicatie hielp binnen een paar dagen en mijn psychotische gedachten verdwenen.
Na die korte psychose, het duurde slechts enkele dagen, heb ik nog bijna een jaar bij mijn ouders gewoond, ik was nog depressief. Psychiater Jim van Os benaderde mij op begeven moment of ik een stukje over herstel wilde schrijven.
Ik dacht: ‘herstel, wat ís dat?‘ Ik geloofde er niet in.
Toch heb ik iets geschreven voor PsychoseNet.nl, wat leidde tot kleine klusjes voor de site. Eenmaal weer terug in Maastricht, ben ik ook begonnen met werken met dakloze jongeren, samen gingen we vaak wielrennen. Dat was voor mij heel moeilijk in het begin, maar wielrennen voelt veilig, dat is iets waar ik goed in ben.
Voor de zomer van 2015 plande ik een fietstocht vanuit Maastricht naar Madrid, ik zag er enorm tegenop, maar ik moest toch iets, dacht ik. Als je depressief bent is alles namelijk minder: je hebt minder richtingsgevoel, bent minder alert en je kunt mensen minder goed inschatten. Mijn negatieve angsten leken soms ook door te slaan naar psychotische gedachtes en daarom vroeg ik mijn psychiater of mijn medicatie verhoogd kon worden als ik zou gaan fietsen naar Madrid in juli. In mei ging ik, ter voorbereiding op m’n tocht naar Madrid, een weekje fietsen in Nederland. Ik merkte dat het beter ging, vrij plotsklaps. Ik durfde opeens alleen op een terras te gaan zitten en genoot er zelfs van, alle negatieve gedachten en extreme angsten waren ineens weg.
Erg fijn natuurlijk, maar ook alarmerend, en dus belde ik mijn psychiater. Mijn medicatie werd nu iets opgehoogd om de euforie en het goede gevoel te dempen, terwijl ik vijf dagen daarvoor nog bij m’n psychiater in de stoel zat om de medicatie juist op te hogen tegen alle negativiteit. Die ophoging hielp en ik stuiterde niet door naar een hypomanie. Sindsdien gaat het eigenlijk goed, nu al bijna een jaar. Door mijn behandelaars en mijn vrienden word ik nu als stabiel gezien, voor mijn gevoel voor het eerst sinds twintig jaar. Ik slik heel weinig medicatie, een lage dosis stemmingsstabilisator. Voor het eerst zeg ik nu, na 20 jaar: ‘Ik kan er niet meer om heen, ik ben ziek, ik ben bipolair.‘
En dat voelt heel bevrijdend.”