Ergens in de verte is de uitgang. Ik zit gevangen in het duister. Gevangen in een schemerwereld. Niets lijkt meer wat het was. Alles voelt vreemd. M’n hart raast door m’n keel. Ik droom. Of toch niet? Ik weet het niet meer. Wat is nog echt?
M’n vingertoppen drukken zich vast in het leer van de stoelleuning. Het voelt alsof ik ieder moment door de stoel heen ga zakken en zal vallen in een onmetelijke diepte. Dit kan toch niet kloppen? Gebeurt dit echt?
Het voelt als vallen zoals je dat kan doen in een ravijn in je naarste dromen. Maar dit keer word ik niet wakker. ‘Het is helemaal mis, het is echt helemaal mis ’ schreeuwt iets in mij. De paniek neemt nu echt volledig bezit van me. M’n hoofd staat op springen, een enorme druk bouwt zich op. Als een Finse sauna zonder uitgang. ‘Ik wil eruit, nu!‘
Ik begin te lopen omdat ik niet langer kan stil blijven staan bij dit gevoel. Maar ik kan nergens heen. Het gevoel volgt mij overal
Logisch ook, het zit in mij. Dit plotselinge besef doet me haast gek worden van angst. ‘Hoe kom ik er dan ooit uit ? Als dit in mij zit?’, vraagt een stem. ‘Focus je, focus je op iets. Dit gaat straks weer over, echt’ probeert een ander. Ik loop in wanhoop naar de wastafel en dompel mijn hoofd maar weer eens onder de koude waterstraal die uit de kraan klettert. Dit geeft zowaar even wat verlichting, maar ik voel de angst alweer oplaaien. M’n lijf zet zich schrap voor wat nu gaat komen.
Plots staat een huisgenoot in de deuropening. ‘Ben je klaar hier? Ik wil graag even douchen’ klinkt het. Z’n stem klinkt hol en ver weg. ‘Ja joh, tuurlijk. Ga je gang’, hoor ik mezelf antwoorden. Ook mijn stem klinkt ver weg. ‘Ik word hier ter plekke hartstikke gek‘, denk ik. ‘Niks laten merken, gewoon normaal doen. Ga naar je kamer, ga zitten op je bank. Dit gaat straks gewoon over!‘ Ik volg het advies van mijn innerlijke susser op maar geloof hem voor geen meter. Ik doe mijn kamerdeur dicht en wacht af totdat mijn huisgenoot klaar is met douchen en zich weer naar beneden begeeft. De wastafel zal ik die nacht nog regelmatig een bezoek brengen, iedere keer weer hopend dat deze me nu wel de rust zal bieden die ik zo nodig heb.
De diepe ellende aan paniekaanvallen is misschien nog wel het gebrek aan vertrouwen ze aan te kunnen. De angst voor de angst
De voortdurende zoektocht naar verlossing buiten jezelf. Er zo van overtuigd zijn dat de paniek jou de baas is. De paniek die bezit neemt van je en je gevangen houdt in het duister. Je weet rationeel met momenten best dat dit niet klopt maar je gevoel weet het zeker , dit kan ik nooit aan.
Het is dit gevoel dat getroost moet worden. Het gevecht met jezelf maakt je een kansloze strijder. Hoe harder je vecht hoe sterker de angst en het lijden. Het is de kunst van de paniek er te laten zijn en langzaam te leren dat deze weliswaar nu je voordeur plat walst maar nooit jouw huis over zal kunnen nemen. Jezelf de tijd geven om stap voor stap deze overspoelende angst onder ogen te kunnen gaan zien, zodat deze het niet volledig overneemt, is misschien wel de grootste confrontatie met jezelf die je je kunt bedenken.
Er is een uitweg uit dit donkere bos. Laat je hierbij helpen, door mensen die je vertrouwt
Praat erover met dierbaren of hulpverleners. Onderzoek stap voor stap de weg naar het licht en probeer aardig te zijn voor jezelf. Een hopeloos verdwaald kind spreek je ook niet boos toe, dat het zich niet zo moet aanstellen. Het kalmerend en zonder oordeel toespreken van jezelf kan een enorme waardevolle gids zijn op je pad naar beter. En als je dan eenmaal de weg hebt leren begrijpen die naar de uitgang leidt, dan wacht zelfvertrouwen je daar op. Want niemand anders dan jij hebt de uitgang gevonden.
Als je de pech hebt dat angst en paniek diep in jou geworteld zijn dan zal je dit bos nog regelmatig bezoeken. Maar je wéét dan dat je in staat bent je weg er weer uit te vinden. En deze wetenschap wordt misschien wel je beste vriend in bange tijden.
Geef een reactie