De kamer die uitkijkt op de apenrots van Blijdorp heeft de grootte van een washok. Ik zit achter mijn leerboeken en probeer grip te krijgen op de inhoud van de lesstof. In mijn hoofd is al dagen een strijd gaande. Een gevecht tussen angst en zelfverloochening.
De houvast van de ratio wordt met steeds terugkerende golven van angst overspoeld. Angst die ik niet plaatsen kan. Ik voel me ontheemd, onvast. Dit is Rotterdam, de wereldstad. Ik, de jongen van het Zeeuwse platteland, wil me hier gaan ontwikkelen tot een man. Maar hoe ga ik dat in godsnaam voor elkaar krijgen ?
Iedere nieuwe dag dringt zich op als een soort schouwspel van angst. En die angst wordt bij het vallen van de duisternis razende paniek
Paniek die me wakker houdt tot diep in de nacht en me hooguit een paar uren slaap gunt. En als de ochtend langzaam weer opstaat uit de duisternis dan begint de nieuwe dag. Een dag van overleven, met mezelf. Een dag van verfijnd toneelspel in de collegebanken. De vriendelijke, bescheiden, aangepaste Zeeuwse jongeman die lacht naar de wereld.
Hopend op een uitgestrekte hand van hulp. Hulp die hij niet vragen kan. De schaamte is te groot
Het angstzweet staat me weer eens in de handen. Straks volgt weer de ronde met de autoritaire professor plastische chirurgie langs de bedden van alle patiënten. Het spookbeeld van vorige week achtervolgt mij nu al de hele week. Ik sta daar bij het bed van een patiënt. Het bed is omringd met arts-assistenten die mij allen aankijken. De ene blik toont mededogen, de ander een soort ingehouden sarcasme.
De prof heeft me ten overstaan van de patiënt in kwestie zojuist laten weten het onbegrijpelijk te vinden dat ik hem niet punctueel alle onderarmspieren kan noemen die bij deze patiënt door een ongelukkig bedrijfsongeval zijn doorgesneden. Met een grimmige ondertoon spreekt hij mij belerend toe en vertelt zijn patiënt dat het met de kennis van de gemiddelde co-assistent heden ten dage beroerd gesteld is. De patiënt probeert mij nog te troosten in het voorbij gaan door zijn zachte blik wat langer gericht te houden op mij. De prof heeft gelijk. Ik stel niets voor, hoe kan ik nou ooit een goede dokter worden?
De voortdurende voelbare stress op de afdeling verlamt mij en doet mijn geheugen veranderen in een onsamenhangende mist van herinneringen
En dan te bedenken dat dit nog maar een stageplek is. Hoe kan ik me ooit als dokter staande houden binnen zo’n werkveld dat soms meer weg heeft van een slagveld? De sterksten blijven over, zeker. Maar de sterksten in wat eigenlijk ?
Het is nu al een half jaar bezig. Het verwoestende gehamer in mijn hoofd met gedachten die mijn zelfbeeld op het aambeeld uiteen doen spatten. Het lukt me inmiddels niet eens meer om nog iets te lezen. En wat ik nog wel kan lezen ademt een soort verderf uit van waaruit blijkt dat ik schuldig lijk aan alles wat mis gaat in deze wereld.
Ergens in de verte klinkt een vage gedachte, die me doet herinneren aan mezelf. De gedachte zegt me dat dit niet kan kloppen. Is dit niet wat er gebeurt tijdens depressies zoals ik heb geleerd in mijn opleiding tot psychiater ? De opleiding die ik nu abrupt heb moeten staken na anderhalf jaar omdat mijn brein van de één op andere dag besloot tot een totale staking.
Als de depressie maar diep genoeg wordt dan zal het je brein dermate vergiftigen dat alles alleen nog maar door deze inktzwarte bril gezien kan worden
En dat kan uiteindelijk leiden tot depressieve waangedachten. Godzijdank, het feit dat ik dit nu vast stel bij mezelf betekent in elk geval dat er nog een vleugje realiteitstoetsing aanwezig is in die bovenkamer van me. Dat ik 15 kilo ben afgevallen, mijn lijf voortdurend voelt als een overspannen boog en ik me radeloos en volkomen verloren voel is een vervelende bijzaak. Maar gelukkig ben ik nog niet geheel bevangen door dit slopende monster.
Er komt een soort ironisch lach in me naar boven die sterft in de stilte van weer een totale inhoudsloze dag. Gisteren vertelde mijn psychiater me nog dat ik die opleiding maar beter even uit mijn hoofd kon zetten. Dat was van latere zorg. Eerst maar eens me echt bewust worden van mijn kwetsbaarheid en uit deze hel zien te geraken. Dat is de opdracht voor vandaag, en voor morgen. En voor de vele dagen die nog zullen volgen. Hoe geraak ik ooit uit deze ondoordringbare mist in mijn hoofd ?
Potverdorie zeg. Ik voel me goed. Trots als een pauw paradeer ik door de gang. De lachers zijn op mijn hand en ik voel dat ik in mijn element ben
Straks nog die groepstherapie met mijn collega. Die wekelijkse groep met jong volwassen cliënten waarbij we anderhalf uur de tijd hebben om ons te verdiepen in elkaar en mee te denken in ieders reis binnen dit leven. Zo interessant om te volgen. Maar soms ook wat beangstigend, omdat ik wel erg ver kan volgen. Zo heb ik gemerkt. Dat levert bij de nabespreking altijd weer ingewikkelde momenten op.
Terwijl ik en mijn co-therapeut de sessies vol enthousiasme nabespreken komt er regelmatig weer dat moment waarop we bij een groepslid uitkomen die een boekje open heeft gedaan over zijn of haar diepste gevoelens. En daarmee ook dikwijls het moment dat de betreffende psychiatrische problematiek wordt aangehaald als zijnde passend bij dit moment van ontwapenend echt zijn van die ander. En mijn diepe herkenning die ik soms voel bij die ander, maar die ik niet durf te delen. Bang om door de mand te vallen, bang voor de bevestiging dat ik echt niet anders ben dan hen.
Ik laat me gerust stellen door mijn collega zodra ik iets vertel over enige herkenning. Bij mij is het zeker niet zo erg, natuurlijk niet!
We beëindigen ons overleg en ik loop naar mijn kamer om de laatste zaken nog uit te werken. Ik verlaat het gebouw weer eens als laatste, terwijl ik vanmorgen ook de eerste was die zijn auto parkeerde achter het grote, logge GGZ gebouw . De stroom adrenaline doet zijn werk goed en met een zwier gooi ik de deur achter me dicht op weg naar mijn auto. Vanavond nog even goed stoom afblazen bij de fitness. Of is het eerder mijn ego oppompen wat ik daar doe ? Ik weet het niet meer zo goed.
Ergens diep in me voel ik leegte, een enge stilte. Enigszins ongerust start ik de auto. Ja, ik ga vanavond echt even goed los met die gewichten. En die koude douche voor het slapen helpt ook altijd goed om m’n bed in te stappen met een kalmerend euforisch gevoel na een dag hard werken. Werken voor de goede zaak. Ik hou wel erg veel ballen hoog de laatste tijd. Maar ja, dat hoort bij het werk van een psychiater, toch ? En ik ben pas een paar jaar psychiater nu, ik ben nog onervaren. Dit wordt vanzelf wel minder zodra ik meer ervaring krijg, toch?
En terwijl ik dit ritueel maandenlang herhaal rijd ik me steeds dieper vast in een spoor dat leidt naar een hernieuwde kennismaking met het slopende monster dat alweer loert in de duisternis.
Geef een reactie