In de achtste blog van deze reeks poseert May-May voor een foto bij de Sint Vituskerk en voelt zich erg aangetrokken tot de kerk. Ook krijgt zij haar zoon met zijn vader op bezoek. Een gezellig moment. Op het station heeft ze in het weekend een rare ontmoeting. De arts vraagt zich af of het echt allemaal zo gegaan is. “Heb jij wel eens zo’n bijzondere ontmoeting dat je je daarna afvraagt of het echt was? ”
Iemand uit onze groep is jarig. Ze heeft een panterbloesje aan en zwarte kleding, maar door haar kwetsbaarheid en manier van doen schrikt het me dit keer niet af. Ze wil taart halen tegenover de Sint Vituskerk. Er gaat begeleiding mee. De jarige heeft een rollator, ik help haar af en toe een beetje. Voor mij is het de eerste keer dat ik weer naar buiten mag. Wat fijn, dan ben ik in ieder geval bij de Sint Vitus in de buurt denk ik. Even later zie ik de hoge kerktoren boven de huizen uitstijgen. Ik poseer bij het huis van Christus voor een foto. De begeleidster is zo vriendelijk om een foto te maken, ze gaat zelfs helemaal door haar knieën om de toren van de kerk er goed op te krijgen.
’S Middags komt een vriendin van me langs. We maken een wandeling bij het park de Oude Haven in Hilversum. Ik geniet van haar gezelschap en om buiten te zijn in de natuur.
Een paar dagen later op 16 dec, maak ik een foto van de Sint Vituskerk in de mist
Ik voel me erg aangetrokken tot de kerk – het huis van Christus – en probeer er vaak te zijn.
Als ik ’s middags langs de Sint Vituskerk loop, is zij verlicht door gouden zonnestralen. Is God zo niet te persoonlijk en te dicht bij mij? Moet hij niet ten goede komen van de hele gemeenschap? Ik maak een foto van de door de zon verlichte kerk en post deze op Twitter. Als ik op Twitter de locatie wil taggen staat er “Pijnacker-Nootdorp’’ en ‘’Firezone’’. Het is duidelijk, de AIVD vindt dat ik me in een ‘’firezone’’ begeef voor de kerk. Ik mag er van de AIVD niet zijn. Gauw maak ik er gauw een schermafbeelding van zodat ik het aan de verpleging kan laten zien.
Die avond komen mijn op dat moment vijftienjarige zoon en zijn vader, mijn ex-man, op bezoek
Ik ben voor een groot deel uit mijn psychose en kijk erg uit naar hun komst.
Terwijl ik in de gesloten binnentuin op mijn bezoek wacht, gebruik ik de app sky viewer om de sterren en planeten aan de hemel te observeren. Even later komen mijn zoon en zijn vader langs tijdens het bezoekuur. “Hallo, Noah,” zeg ik. Ik kijk naar mijn lange tiener en geef hem een dikke knuffel. Ik ben hem en zijn vader innig dankbaar voor hun komst. We kletsen gezellig, al ben ik nog kwetsbaar. Willen jullie ook de hemel bestuderen? vraag ik. Ik maak acht-vormige bewegingen met mijn telefoon om hem te kalibreren. Is mamma nou psychotisch? Vraagt Noah aan zijn vader. Nee, lieve Noah zeg ik. Ik ben psychosegevoelig en daarbij doe ik soms ook nog een beetje raar, antwoord ik grappend. Mamma is nu niet psychotisch, zegt zijn vader geruststellend.
Overigens is dat een van de redenen dat ik graag wil dat Noah zijn vader of een ander familielid meegaat om mij op te zoeken in het psychiatrisch ziekenhuis. Het is erg fijn voor Noah als hij dat soort vragen kan stellen aan een volwassene die erbij is. Daarbij kan ik me voorstellen dat het een beetje beangstigend kan zijn voor een tiener om alleen door een psychiatrisch ziekenhuis te lopen.
Op een van mijn weekendverloven mag ik naar huis
Als ik op een vriend wacht bij het station komen er twee mannen op me af. Ze dragen een fluorescerend hesje. Wat komen jullie doen? vraag ik. Wij zijn perronopzichters zegt een van hen. Ze zijn duidelijk al lang collega’s. Als jij niet goed wordt, wil je dan gereanimeerd worden? Vervolgt hij. Ik vind het een erg ongemakkelijke vraag. Daar wil ik helemaal niet over nadenken. Toch vertel ik hem eerlijk dat ik dan gereanimeerd wil worden. De andere man kijkt toe. Even later wijst hij op een bejaardenthuis. Wat is dat voor gebouw? Dat is een bejaardenhuis, antwoord ik. Oh, ik dacht even zo’n gekkengesticht, zegt hij. Nee, daar zit ik, antwoord ik. In een psychiatrisch ziekenhuis.
Werk je daar of ben je daar patiënt? Vraagt zijn collega. Ik ben daar patiënt antwoord ik. Oh, kan je hem dan niet meenemen, vervolgt zijn collega. Ze lachen om het grapje. Even later komt mijn vriend aan, hij groet de twee mannen en loopt dan door.
Als ik een tijdje later op de Rembrandthof aankom vertel ik ontredderd wat ik meegemaakt heb. De verpleegkundige vraagt of ik niet weg kon lopen bij het gesprek. Ik durfde dat niet goed. Mijn arts hoort het later. Hij vindt het een bizar verhaal en vraagt zich af of het allemaal echt zo gebeurd is.
Herken je dit?
Dat je zulke bijzondere ontmoetingen hebt dat je je daarna afvraagt of ze wel echt waren?
En er is gelukkig de laatste tijd meer aandacht voor de spirituele kant van psychose. Heb jij ook steun van God ervaren tijdens je psychosen en/of depressie? Hoe gingen jouw hulpverleners ermee om? En ga je nu naar de kerk/moskee of niet? Of heb je op een andere manier spirituele hulp gezocht?
En voor het geval dat je kind(eren) hebt, kan je kind jou bezoeken als je opgenomen bent? Is er dan een fijne ruimte voor jullie beschikbaar? Bij mij was dat gelukkig wel altijd het geval.
Geef een reactie