Een paar weken geleden was er een interview met hoogleraar Denys in het NRC en een reactie daarop door hoogleraar Van Os en psychiater Oosterhoff. Allen gaven aan dat de GGZ een capaciteitsprobleem heeft. De schrijver van deze blog ervaart niet een capaciteitsprobleem in de behandeling in de GGZ, maar juist andere knelpunten.
In tegenstelling tot Denys die het capaciteitsprobleem in verband brengt met onze gezondheidscultuur, zie ik een knelpunt bij de manier hoe zorgprofessionals omgaan met de reeds beschikbare capaciteit. De zorgprofessionalcultuur.
Ik dreig buiten de zorg te vallen
Denys geeft aan dat de druk op de GGZ zo groot is omdat we altijd maar gelukkig willen zijn. Mensen zouden het normale psychische lijden niet meer verdragen en te snel naar de GGZ grijpen. Met als gevolg dat zes à zeven procent mensen met ernstige psychische klachten in de bevolking worden verdrongen.
Van Os en Oosterhoff reageerden dat zij het beeld wat Denys schetst niet herkennen bij de patiënten die zij zien. Zij vinden dat Denys psychische problemen niet moet wegzetten als te gemakkelijk omdat dit met psychische aandoeningen toch al te vaak wordt gedaan. En dat juist de mensen met ernstige psychische problematiek dit zich zullen aantrekken.
Van Os en Oosterhoff geven aan dat twintig procent van de populatie voldoet aan een psychische stoornis en de vijf à zes procent capaciteit dat de GGZ te bieden heeft dit niet kan dragen. Als de GGZ de aanmeldingen niet aankan dan kunnen er lange wachtlijsten ontstaan. Ook kunnen patiënten buiten de zorg vallen.
Zoals ik begrijp wil Denys het capaciteitsprobleem aanpakken door de toestroom naar de GGZ van mensen met lichte problematiek te verkleinen zodat er ruimte komt voor de ernstig zieke mensen. Wat Van Os en Oosterhoff aandragen is zij niet de lichte problematiek willen uitsluiten maar de capaciteit vergroten door middel van voorlichting, zelfhulp en e-communicatie.
In verband met het afsluiten van de praktijk van mijn psychiater heb ik vele zorgprofessionals gesproken voor een vervolgtraject. Het antwoord was steeds ‘ja, er is zorg nodig, maar niet hier’. Ik heb onder andere als hoofddiagnose een depressie.
Zelfs een expertisecentrum voor depressieve stoornissen kan mij binnen hun kaders geen zorg bieden ondanks hun oprechte intentie
Ik vraag mij nu af of het expertisecentrum dan alleen prototypische therapieresistente depressies behandeld. En waar het woord ‘expertise’ dan naar verwijst.
Wat mij verdrietig maakt is dat ik continu ben doorverwezen omdat ik niet in het behandelprogramma of beleid pas. Niet alleen is er voor mij geen zorg maar ik heb ook wachtlijstplekken in beslag genomen.
Het doorschuif-menu waar ik in terecht ben gekomen vergroot het capaciteitsprobleem in de GGZ omdat ik iedere keer tijd en ruimte daarmee heb bezet. Bovendien vergroot het de kans dat complexe problematiek en daarmee vaak de ernstige problematiek, buiten de zorg kan komen te vallen. Precies de doelgroep waar Denys nu juist over schrijft.
Van wanhoop is het zover gekomen dat ik hoogleraren psychiatrie heb aangeschreven om te vragen wat ik nu moet doen. Ik voel mijzelf namelijk verdrinken. Ik ben doodmoe van het watertrappelen. Niet omdat er lange wachtlijsten zijn.
Niet omdat de GGZ een capaciteitsprobleem heeft. Maar omdat ik ernstig last heb van mijn klachten, continu open stel voor een intake en het alsmaar niet tot behandeling leidt
Het verdrietige is dat ik denk dat afwijzing niet had gehoeven. Uit onderzoek blijkt dat het merendeel van het behandeleffect komt door de therapeutische relatie. Wat maakt het dan uit of ik wel of niet precies pas in het plaatje?
Waarom niet een behandeling bieden bij iemand die de menselijke maat hanteert en kundig is? Iemand waar ik samen mee had kunnen brainstormen dat ik mijn depressie en ontregeling beter kan verdragen. Misschien zelfs wel een beetje ervan kan herstellen.
Ik heb het niet over zestien weken cognitieve gedragstherapie in een draaiboek doorlopen. Maar gewoon een therapeutische relatie door middel van gesprek. Want ook zeker zo’n relatie kan helend zijn.
Na elf maanden intensief zoeken naar vervanging zie ik niet meer dat er voor mij nog behandeling ligt. Daarmee hoor ik bij het percentage met (gematigd) ernstige klachten waar geen plek voor is in de vijf à zes procent capaciteit dat de GGZ te bieden heeft.
Echter, er was wel capaciteit voor mij, maar deze kon niet helpend ingezet worden
Ik vermoed dat het percentage mensen met ernstige psychische problematiek die niet terecht kunnen in de GGZ niet alleen komt door verdringing van de lichte problematiek of de beperkte capaciteit dat de GGZ heeft. Maar ook bestaat uit mensen die tussen wal en schip zijn geraakt door de manier hoe zorgprofessionals (complexe) dossiers naar elkaar afschuiven.
Anoniem. De naam is bekend bij de redactie.
Meer informatie:
- www.nrc.nl/zet psychisch probleem niet weg als gezeur
- https://www.nrc.nl/het is niet normaal om mooi en succesvol te zijn en alles onder controle te hebben
- Ik ben mijn eigen n=1
Geef een reactie