Als toen
Als je leven gemist voelt
Als er een gat in je ziel zit
En je wetende ogen hebt
Wanneer het pleisterwerk bladdert
En de koekoek zwijgt
Als de prikkel hard entert
Als je huid zonder teflon is
En je misplaatst oogt op Lowlands
Wanneer de krant een mening is
En feit een fictie
Als the powers that be regeren
Als toen jij me toch niet liet gaan
Emery
Ik ging naar de verboden balletten en zocht vergeefs jouw dansende schaduw.
Die nacht kwam de beloofde komeet ook al niet opdagen. “Een gedoemde ziel zoals jij had eigenlijk niet geboren mogen worden”, lispelde de waarzegster in mijn oor.
Dus trek ik mijn conclusies en neem bij leven afscheid van dit bestaan. ‘Hij was een zuivere schim in een vervuilde wereld’, beitelt Thanatus op mijn grafzerk.
Zelf weet ik beter. Alleen beer Pork weet van mijn opgepompte illusies. Ik geef me over en hef de piratenvlag. Maar zelfs de vijand blieft mijn capitulatie niet.
Ik werd de archeoloog van mijn eigen ziel. Op protheses de horlepiep dansend vertrek ik uit dit tranendal. Mijn schaduw wordt steeds smaller. En Emery doet het licht uit.
DE MONTANA MAN
DE MONTANA MAN WOONT EIGENLIJK IN EEN BERGHUT
MET EEN BIJL, EEN HOND EN EEN BUKS
HIJ IS WAT MENSENSCHUW MAAR DRINKT WEL MILLER
EEN HEEL GEWONE JONGEN EIGENLIJK
HIJ IS DICHTERBIJ DAN JE DENKT, DIE MONTANA MAN
ZIJN BERGHUT KAN OOK EEN PIPOWAGEN ZIJN
VERWAR HEM NIET MET ROWWEN HEZE
HIJ HAD WEER ANDERE KWALITEITEN
Saudade
Taal drukt
niet uit wat
ik bedoel
Ik zoek een
spraak die
niet bestaat
Mijn woorden
dekken de
laster niet
Ze liegen
niet eens
de leugen
Liefst zou ik
stom levellen
met een Gibbon
Die aap zou
zeggen wat
ik nu droom
Een naamloos
lied van
sukade saudade
Vasculair dement
In dit tijdperk van de gelijkgeschakelde confectiemens doen de kwade kabouters aan lenige luchtfietserij.
Ze zijn hier voor het bier. Paranoïde achterdocht is hun credo: Lang leve de happy pedo.
Het luchtalarm gaat al af. De meisjes zoeken dekking, de jongens daarentegen maken salto’s op een trampoline van vuur.
De distels van het kwaad braken lava uit waar ik m’n fikken aan brand. Waar ben jij, nu ik je nodig heb? Jij met je geborduurde maandverband.
Trollen verzorgen mijn wonden in het veldhospitaal van de gouwleider. Bij gebrek aan beter met zoutzuur en duct tape. Hoewel dood brengen opa en oma een heksenketel met morfine en lood.
“Rare jongens, die Romeinen.”
Tenslotte sleept een zwart elfje me naar de gesloten afdeling van de bedeling. (Laat alle hoop varen, gij die hier binnentreedt.)
Pipo zelf is er ook. Hij zingt een lied van saudade en sucade. Luchtmens daarentegen hoort als enige de hoefslag van de dood. Zelfs zijn vuurtijd kent een ijzig wak.
Als beweging de enige waarheid is, mompelt hij, waarom krijg ik dan geen leasebak?
Zelf blijf ik obstinaat volharden in hardleersheid. Als laatste doe ik het licht uit. De psychiater prik ik dood met een speld. Het songfestival is dan al tot nader order uitgesteld.
De kabouters zet ik droog. In een spel van heers en verdeel en slinkse twisten dump ik ze allemaal bij de Anonieme Alcoholisten.
De witte wieven werpen nog een Molotovcocktail. De hens gaat in de tent. En moeder? Die is vasculair dement.
Er is een zon die rijst en krijst
De totaalervaring die het leven is duldt geen gejamaar
We moeten wel die horizon voorbij, dus hou me niet op
Het was een minder wezen dat mij zonder leeftijd maakte
Het graf gaapt maar de tijd zoemt accelererend
Snelheid is ook prima te vermaxen binnen de bandbreedte van de traagheid
Als je maar leeft, en het totalere wezen zoekt
Verveling kan verminderd aan de orde zijn
Er is een zon die rijst en krijst
Geef een reactie