Geeske haalt als kind een grapje uit met haar moeder wanneer ze op de peuterspeelzaal is. “Via een grapje kan je immers iemand iets niet-leuks laten weten zonder er straf voor te krijgen”. Het verloopt echter niet helemaal zoals ze plande. Een blog over onveiligheid in de peuterspeelzaal, het ontbreken van vertrouwen en veiligheid in de kinderjaren, tekenen van vroegkinderlijk trauma.
Het is een mooie lentedag. De oude bomen voor het pand laten het zonlicht op deze lentedag met de schaduwbladeren over de tafels en de vloeren dansen. Ik bevind me in een peuterspeelzaal in het dorp waar ik woon en ik ben heel druk aan het knutselen.
De kleuterjuf is geduldig met een groepje peuters bezig
We werken vandaag als groep met glazen potjes die gevuld zijn met doorzichtige lijm. Er is gekleurd papier, er zijn stukjes textiel en de verf kan natuurlijk ook niet ontbreken. De potjes lijm zijn plakkerig en vele zijn inmiddels bijna leeg. Ik ruil mijn lege lijmpotje om voor een half vol exemplaar. Ik doop het kwastje met wijd uitstaande, gekneusde witte varkensharen en de verweerde rode houten steel vervolgens driftig in de lijm. Er staan behoorlijk wat tandafdrukken in de steel. Die zijn niet van mij, want ik weet al lang dat de rode stelen van lijmkwasten niet echt lekker smaken.
We zitten in een soort stoel gemaakt van simpele houten platen aan lage houten werktafels. De stoelen zijn rood, geel en blauw geschilderd. Ze zijn heel groot voor me, ik pas er wel twee keer in. Ze geven daardoor wel lekker de ruimte om te draaien en te bewegen, ik kan mijn benen erin optrekken, ik kan zelfs in kleermakerszit helemaal omgekeerd op de stoel te zitten! Op die manier kan ik de andere kant opkijken, door de speelruime richting de reuzespannende grote natuurlijke achtertuin met enorme kastanjebomen, looppaden en het grasveld.
Op dit moment heb ik mijn aandacht bij het knutselen
De juf zit twee stoelen links van me. Ik weet inmiddels dat ze niet boos op me wordt wanneer ik per ongeluk lijm of verf aan mijn vingers heb, al blijft dat moeilijk te geloven. Ik durf steeds meer tijdens het knutselen. Juf schenkt me zo nu en dan een snelle glimlach en kijkt dan snel weer weg. Ik durf haar nog niet om nieuwe lijm, verf of spullen te vragen. Wanneer ik het wel probeer wacht ik altijd zo lang om mijn vraag te stellen aan juf, (ik moet daarvoor heel veel moed verzamelen) dat de andere kinderen me steeds voor zijn, waardoor ik er helemaal niet tussenkom. Ik moet mezelf daardoor met alles alleen redden en dat vind ik steeds best wel lastig.
Dat maakt me soms wel verdrietig. Juffen mogen dat niet zien, ik wil liever niet straf krijgen. Ik wil ook niet dat ze het aan mijn moeder vertellen, want dan krijg ik nog meer straf en is ze enorm teleurgesteld in me. Ik ben namelijk al voor een periode weggestuurd van de peuterspeelzaal omdat ik zo’n bang kind was en ik mocht toen heel lang niet terugkomen. Dat was heel erg voor mijn moeder omdat ze dan nog langer met mij opgescheept zat. Ik ben een mislukt kind zegt ze, zelfs de peuterspeelzaal wil me niet hebben. Ze had liever een ander, een liever en dapperder, kind gehad. Ik mag haar vooral niet nog eens zo teleurstellen.
Ik heb plekken gevonden die me veiligheid geven
De zandbakkamer is fijn, die is moeilijk te vinden en heel rustig. Eenmaal gevonden verstop ik me daar een poosje onder de zandbrug. Na een korte tijd inspireert de omgeving van zand, speelgoed en leegte me om de draad ongezien en voorzichtig weer op te pakken.
Vandaag wil ik liever niet naar huis
Mijn moeder komt het pand binnen. De meeste kinderen zijn al naar huis en ik heb de centrale ruimte bijna voor me alleen. Er staat een heel groot rood geschilderd huis in de ruimte met een trap erbij, daarmee kan je op het grote platte dak van het huis komen. Het speelhuis is heel groot, er kunnen met gemak meerdere volwassenen op het dak staan. Het huis is helemaal van hout gemaakt. Er zit in het gebouw ook een halfronde deuropening waarmee ik in het huis kan komen.
De binnenruimte heeft een laag plafond, ik kan niet staan in de ruimte. Volwassenen kunnen er helemaal niet in. Dat is fijn. In het huis bevindt zich een voor mij royale ruimte. Er staat een klein keukentje in de ruimte en er slingeren allemaal spullen in het huis. Ook zit er nog een raam in zonder glas maar met een gordijn. Het is er best wel donker.
Terwijl mijn moeder met de leiding in het kantoor aan het praten is bedenk ik me dat ik een grapje met mijn moeder uit wil halen.
Via een grapje kan je immers iemand iets niet-leuks laten weten zonder er straf voor te krijgen
Zo werken de meeste grapjes. Ik doe weinig aan zulke grapjes, grapjes zijn reuze eng en doen altijd zeer, vooral als grapjes iets met mijn lichaam te maken hebben. Vandaag maak ik een uitzondering. Ik ga een grapje maken.
Ongezien kruip ik in het grote rode speelhuis en ga daar achterin in de hoek zitten
Ik trek mijn benen op, pak een pop die naast me ligt en omarm deze. Dat voelt fijn. Ik begin met wachten, ik houd me ondertussen doodstil.
Wat praat mijn moeder toch altijd lang met andere mensen… Alle andere kinderen zijn al lang opgehaald. Ik ben de allerlaatste. De leidsters zitten inmiddels in de koffieruimte met koffie en thee erbij. Mijn moeder zit er ook bij. Het pand is verder leeg. Ik wacht…
Veel later hoor ik mijn naam
“Waar ben je? We gaan naar huis!”. Gerommel in het pand, deuren worden geopend en gesloten.
Het is helemaal geen leuk grapje om je positie gelijk te verraden.
“Nou.. Kom nou even!“ Ze zoekt me. “Dit is niet leuk, kom hier!” Ze is al snel geïrriteerd en loopt opgelaten door het gebouw. Bij iedere stap en ademhaling wordt ze hoorbaar bozer.
Ik duik nog wat verder weg in mijn hoek.
Ze komt in mijn buurt
Mijn spanning stijgt. Ik zie door de deuropening van het huis de benen van mijn moeder aan komen lopen. Ik zie haar door de knieën zakken en met haar hoofd voor de deur verschijnen. Ze is woedend. Ze sist me toe dat ik er NU uit moet komen.
Ik verroer me niet.
Ze loopt rood aan en sist me toe dat er thuis wat voor me zwaait, en als ik nu niet in beweging kom het alleen maar erger wordt. Ze doet grommend van ellende uiteindelijk het ultieme dreigement: “Ik ga het je vader vertellen…” Ik weet heel goed wat voor langdurige narigheid en explosief geweld dat van twee kanten inhoudt… Ze houdt helemaal geen rekening met het feit dat ik er nu niet meer uit durf te komen…
Ik verstijf en houd me stil.
Ze wordt wanhopig, ze probeert zich met enig geweld door de veel te kleine deuropening te worstelen met beide armen. Dat past niet.
Ik houd me zo stil mogelijk.
Ze gaat nu met haar hoofd en een arm door de deur en doet hijgend en grommend een woedende greep naar mijn been. Haar hevig graaiende vingers missen me. Ik neem vanuit mijn bevroren positie inmiddels vrij plastisch waar dat haar arm te kort is. Ze ontploft bijna van woede.
Ik beweeg niet.
Ze loopt weg en ijsbeert door de ruimte
Ik blijf zitten. Het duurt even. Ik ontdooi langzaamaan wat en begin ondertussen wel wat onzeker te worden. Wat nu? Moet ik hier slapen zonder bed? Of trotseer ik mijn woedende moeder en ook de beloofde woede van mijn vader?
Ik blijf er nog even in stilte over nadenken.
Mijn moeder verschijnt weer voor de opening
Ze smeekt me nu of ik eronder vandaan wil komen. Ze gebruikt zelfs het ‘alsjeblieft’-woord. Ik zie dat ze huilt. Dat is zielig. Langzaamaan kom ik wat in beweging, ik leg de pop vervolgens neer. Mijn moeder gaat door. “Kom nu toch uit dat huis’.
Langzaamaan kom ik tevoorschijn
We vertrekken ongezien
Achterop de fiets, met de benen in de fietstassen, ga ik in stilte weer mee terug naar huis.
Geef een reactie