Er is de laatste tijd een discussie ontketend over het al dan niet bestaan van ‘schizofrenie’. Ook ik heb het lef en de kans gehad me daar een beetje in te mengen. Vanwege mijn eigen verleden in de psychiatrie is de waarheidswaarde van diagnoses die leiden tot uitzichtloosheid, iets waar ik me fel bij betrokken voel.
Van een afstand beschouwd is het vooral interessant dat gerenommeerde professoren in de psychiatrie nu het bestaan ontkennen van psychiatrische diagnosen als ziekte-eenheden, waarvan volgens andere gerenommeerde professoren het bestaan ruimschoots bewezen is door harde feiten uit de wetenschap. Dat kan iets zeggen over de mate waarin psychiaters werkelijk kennis hebben over hun vak, over het verstand van één van beide partijen, of over de moeilijkheid om te bepalen welke feiten eigenlijk hard genoeg zijn.
Begin mei volgde ik een cursus over de filosoof Nietzsche
Daar werd gesteld: ‘Er bestaan geen feiten, alleen interpretaties, en ook dat is interpretatie.’ Een uitspraak die een self-defeat bevat en in mijn ogen toch zinvol is. Volgens Nietzsche zou alles fictie zijn, maar zijn sommige ficties beter voor de kwaliteit van leven dan anderen. Dat zijn de ficties die we voor ‘waarheid’ mogen houden, al zijn het geen absolute waarheden.
Ons vermogen om te kunnen begrijpen is geëvolueerd om ons de kennis te leveren die het meest helpt bij het overleven, niet om absoluut ware kennis te verwerven waar we zelf verder geen belang bij hebben. Kijken we specifiek naar de evolutie van de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders), dan is dit nog duidelijker het geval. In de oorspronkelijke opzet was het zelfs expliciet de bedoeling om geen waarheden achter de symptomenlijstjes te veronderstellen.
De DSM was bedoeld als praktisch hulpmiddel, om te zorgen dat artsen het over hetzelfde hadden wanneer ze de naam van een of ander fictief syndroom gebruikten
Destijds was er ook nog nauwelijks kennis over eventueel wél echt bestaande onderliggende ziektebeelden. Later is er meer kennis gekomen, vooral over de hersenen. Omdat de DSM het enige kader was waarin de psychiatrie deze kennis kon plaatsen, is de nieuwe kennis zo goed en zo kwaad mogelijk aan de DSM gekoppeld. Daardoor zijn DSM-ziektes impliciet alsnog theoretisch geworden, maar in mijn ogen lijkt die koppeling nogal klungelig gemaakt.
Zo is het bij het stellen van een diagnose nog altijd zo, dat de diagnose waar is als er aan de vereiste symptomen voldaan is in de ogen van een gekwalificeerde beoordelaar. Hierbij is het op zichzelf al storend dat zo’n beoordelaar gemakkelijk een tunnelvisie kan ontwikkelen. Tijdsdruk, druk vanuit de sociale omgeving van de patiënt, overmatig vertrouwen op de eigen klinische blik, vermeend vermogen om bepaalde favoriete stoornissen beter te herkennen dan collega’s…Perverse invloeden genoeg.
Maar zelfs gesteld dat de symptomen inderdaad objectief aanwezig zijn, kan de huidige gammele koppeling tussen theorie en symptomen de patiënt gemakkelijk in een afgrond van onbegrip doen storten
Want al het hersenonderzoek dat tegenwoordig aan veel diagnoses verbonden is, wordt haast klakkeloos van toepassing verklaard op de individuele patiënt. Hoewel de hersenen van de patiënt zelf meestal nooit onderzocht zijn, worden er allerlei brutale uitspraken gedaan over hoe die in elkaar zouden zitten volgens de diagnose. Als het tegenzit – en die kans lijkt me groot – krijgt de patiënt bovendien nog extra symptomen aangepraat op grond van de veronderstelde hersenafwijking. Symptomen die niet in de DSM staan, en die de patiënt mogelijk ook helemaal niet heeft!
Als er eenmaal een diagnose ligt, is een tunnelvisie geen risico meer maar realiteit
Het beoordelen van menselijk gedrag gaat meer om interpretatie dan om feiten, en het is bijna altijd mogelijk om iemands gedrag zo te interpreteren dat het aan een bestaande tunnelvisie voldoet. Als ik nu dus de verworvenheden van de psychiatrische diagnostiek met de DSM bezie als fictie in de zin van Nietzsche, is het dan een gezondheid bevorderende fictie, die ‘waarheid’ mag heten in deze context? In een aantal gevallen blijkbaar wel. Er zijn mensen die zich goed geholpen voelen met dit model.
Eerlijk gezegd heb ik in een aantal gevallen ook daar mijn twijfels bij: Mensen die rust gevonden hebben door ‘kennis van hun beperking’, waardoor ze zich zonder gewetensbezwaren konden afkeren van de harde eisen van de maatschappij. Zou een aantal van hen niet een nodeloos beperkt leven leiden, vanwege de fictie die ze zich hebben laten aanpraten? Daarentegen, zo lang ze zich er goed bij voelen…hebben ze misschien ook groot gelijk. Maar er is ook een grote – en in mijn ervaring verschrikkelijke – schaduwzijde aan het DSM-bedenksel.
Er zijn mensen die totaal verward en vervreemd raken door alle verhalen over wat er met hen aan de hand zou zijn
Verhalen die niets lijken te zeggen over hun werkelijke probleem.
Verhalen die hen beperkingen opleggen die zij zelf nooit ervaren hebben, die zij niet eens herkennen.
Verhalen over hoe hun hersenen werken, die al evenmin aansluiten bij hun eigen ervaring.
Verhalen over hun leven met deze ziekte, een leven dat zij absoluut niet willen.
Voor deze mensen is hun diagnose een levensgevaarlijke fictie.
Bianca van Beugen – ervaringsdeskundige
Geef een reactie