Deze blog is een vervolg op Geeske’s vorige blog: ‘Twintig weken‘, waarin ze beschrijft dat haar zwangerschap uiteindelijk niet goed afloopt. In dit vervolg beschrijft ze het vervolg.
De crematie is twee weken achter de rug. We hebben vernomen dat de herhalingskans op de aandoening vijfentwintig procent is. Mijn partner wil rust. Ik voel me rusteloos. Liever gisteren dan vandaag zet ik weer de eerste hormoonspuit op weg naar een nieuwe zwangerschap. Hij is er nog lang niet aan toe. Zittend op de oever van een klein slootje maken we samen het moeilijke compromis om nog even te wachten met een nieuw traject.
We komen weer op één lijn
Vier weken later starten we weer. Mijn lichaam is onwillig en is moeilijk in te stellen op de hormonen, het maakt een dolletje met haar reactie op de dagelijkse spuithoeveelheden. Het ene bezoek aan de gynaecoloog geeft kans op zeer grote meerlingzwangerschappen, bij het volgende bezoek geven de gekrompen eicellen weer een compleet ander beeld. Er gaat nog meer mis en moet steeds meer hormonen inbrengen. Ik word er moedeloos van, ik ben boos! Hevig teleurgesteld in mijn onwillige lichaam dat nooit doet wat het moet doen. Het valt me ontzettend zwaar.
Vanwege het moeilijke hormoonbeeld krijgen we uiteindelijk toestemming om met drie rijpe eicellen ons huiswerk te verrichten. Twee weken later zijn we zwanger. En niet zomaar zwanger, ik blijk zwanger van een tweeling te zijn. Een beetje gelaten kijken we naar het echobeeld met twee kleine kloppende hartjes. “Dan hebben we er één als reserve” antwoord mijn partner nuchter.
De mooie droom is een klinische hordeloop geworden
We komen onder verhoogde controle te staan. Helaas is het syndroom van Meckel-Gruber zeker niet voor zestiende zwangerschapsweek te zien en de aandoening valt pas na de twintig weken echo uit te sluiten. Met zeventien weken krijgen we een eerste specialistische echo in het universitaire ziekenhuis om de situatie in kaart te brengen in mijn buik. De ervaren echoscopiste brengt het eerste kindje trefzeker in beeld. “Een jongen” vertelt ze zakelijk. Ze brengt het schedeltje in beeld. De schedel is duidelijk niet gesloten. We dalen af naar de kleine niertjes. Ik zie stipjes op het beeld. Cysten.
Dit kleine mannetje heeft Meckel-Gruber. Ik besef me direct dat het kleine mannetje geen overlevingskansen heeft. Het voelt als een zakelijke constatering. Bezorgd stappen we over naar het andere kindje. “Een meisje“, zegt de echoscopiste hoopvol. Ze gaat naar het hoofdje en zoomt in. Haar schedeltje blijkt ook niet goed gesloten te zijn. Ik zie enkele tellen later de cystes in haar nieren. “Ook zij heeft het” zucht ik. Het besef waar we voor staan is er direct. We schakelen soepel maar onwillig weer terug naar de overlevingsstand.
Dezelfde dag kunnen we terecht bij de gespecialiseerde gynaecoloog die de diagnoses zal bevestigen. Ze kan het bijna niet geloven, zelden krijgt iemand twee of driemaal achter elkaar met de gevreesde vijfentwintig procent herhalingskans op rij te maken. We staan weer voor de bekende onmogelijke keuze en we kennen ook het antwoord al. Een paar dagen later word ik weer ingeleid. Ons dochtertje komt als eerste levenloos ter wereld. En dan komt, hoe klein hij ook is, ons kleine mannetje levend ter wereld. Het is prachtig om te zien hoe hij zijn duimpje geruststellend in zijn mond steekt. Zijn hartactie stopt na 45 minuten, hij glijdt zachtjes en warm bij ons vandaan. Hij en zijn zusje krijgen samen een prachtig vlinderkistje.
Voor de tweede keer een verlies ondergaan is anders
De wereld stond deze keer niet stil. Ik wist precies wat ik van de wereld kon verwachten. Op de automatische piloot herstel ik lichamelijk weer, ik stop het weg, ik ga weer aan het werk en doe weer precies wat de omgeving van me verwacht. “Ik ben een vrouw met een doel. Ik voel me weliswaar niet gelukkig. Maar dat doel ga ik halen.” Dankzij een bekende donor hebben we ons doel uiteindelijk wél gehaald. Samen met mijn angst en oplopende spanningen hebben we alsnog tweemaal de eindstreep gehaald. Twee gezonde zoons. Een lange zware weg is afgelegd.
Natuurlijk verwacht iedereen nu dat we een gelukkig gezin zijn
En dan ben je eindelijk moeder, heb je eindelijk een gezonde kleine in je handen. Hoe vreemd is het om dan aanvankelijk geen liefde te voelen, je pasgeborene binnen een uur na geboorte terug te willen geven aan de verpleegkundige omdat je werkelijk geen flauw benul heb wat je ermee aan moet. Er met enige wanhoop achter komen dat de verpleegkundige hem echt niet van je terug wil nemen. Moeder zijn op wilskracht, omdat het moet, opdat je je eigen vastomlijnde ideeën hebt over hoe het zou moeten. Zonder het beroemde moedergevoel dat iedere moeder vanzelfsprekend zou moeten hebben is dat heel zwaar.
Ondanks mijn stemmingen enorm hebben geschommeld en ik het heel zwaar had, zijn ze niet in de extremen gegaan. Ik was niet gediagnosticeerd in deze periode, ik had er geen idee van dat ik ziek was. De GGZ was nog helemaal niet in beeld. Een ernstige depressie, een manie of hele opvallende psychotische symptomen ben ik wel in zware, niet in de echte invaliderende mate tegengekomen in deze moeilijke periode van mijn leven. En dat is best opmerkelijk omdat het verhaal zich daar eigenlijk uitstekend leent.
Het is niet gebeurd. We hebben nu een gezin. Een opgroeiend gezin. En we hebben wel heel wat heftige ontregeling van mij voor de boeg, maar dat weten we nog niet. Samen op pad om met z’n allen een gelukkig gezin te gaan worden.
Geef een reactie