Mijn enige broer Jard leed al enkele jaren aan psychoses en deed in januari 1996 voor het eerst een zelfmoordpoging (één van uiteindelijk drie).
Mijn moeder kreeg kort daarvoor op drieënvijftigjarige leeftijd een fors herseninfarct en verbleef in een revalidatiecentrum. Mijn vader wist zich geen raad met de situatie, greep naar de drank en nam geen verantwoordelijkheid.
Ik was tweeëntwintig jaar en studeerde rechten, tijdelijk in Zweden. Na de poging tot suïcide van mijn broer Jard, brak ik mijn studie tijdelijk af. Ik kon niet gemist worden. Na de eerste intensieve crisisweken viel mij op hoe geforceerd ‘de buitenwereld’ soms reageerde op wat mij als ‘zus-van’ in korte tijd was overkomen.
Er ontstond bij mij een diep geworteld gevoel van eenzaamheid, dat ik niet eerder kende
Ondanks mijn rijke sociale leven ontmoette ik in deze eerste drie maanden van 1996 veel onbegrip in ‘de buitenwereld’. Ik praatte veel met iedereen over wat ons in korte tijd als gezin was overkomen.
Ik schaamde me nergens voor, dus ik vertelde en legde alles uit. Rationeel, open en eerlijk. Al snel merkte ik duidelijke verschillen in reacties van anderen. Het fenomeen suïcide was niet voor iedereen bespreekbaar. Het thema kwam door mijn verhaal soms ongevraagd te dichtbij in andermans leven.
Moeten reageren zonder te weten hoe. Dat maakte het soms spannend voor mensen in mijn omgeving, ongeacht leeftijd.
Het gevolg was stilte, een tijdje geen contact
Of als contact door verjaardagen of een toevallige ontmoeting toch op ons pad kwam, dan werd het onderwerp angstvallig gemeden. Bewust werd dan niet gevraagd hoe het met mij ging.
Men bleef maar doorbabbelen over het eigen leven en over ditjes en datjes. Dat vermijden was een pijnlijke gewaarwording en het maakte me boos. Zeker als volwassenen dat gedrag vertoonden. Van hen verwachtte ik meer moed.
Ik had niet gevraagd om deze gebeurtenissen, ik kreeg er ook geen instructie bij over hoe ik hiermee verder moest. Ik vroeg alleen openheid, een luisterend oor en de moed om over eigen angsten heen te stappen. Niet meer en niet minder.
In die tijd had ik niet het lef om dat met zoveel woorden ook daadwerkelijk te zeggen. Maar ik dacht het wel. De meeste vrienden en vriendinnen die het moeilijk vonden om te reageren, waren daar tegen mij open over. Ik zei dan dat ík op mijn beurt niet wist hoe ik moest omgaan met wat me was overkomen en dat het dus prima was dat zij niet wisten hoe ze moesten reageren.
Ze deden wat binnen hun vermogen lag, daar ben ik van overtuigd. Ik voelde me teleurgesteld, als mensen zich niet toonden zoals ik had verwacht of gehoopt. Maar ik weigerde om te verzuren. Het ‘afschrijven’ van mensen, omdat ik meer van ze had verwacht, dat ging mij veel te ver.
Mijn angst voor eenzaamheid was groter
Wat ik lastig vond was dat ik niet altijd het juiste gehoor kreeg bij iemand die zelf ook iets ingrijpends had meegemaakt. Eén van mijn studievriendinnen had namelijk een zus die datzelfde jaar ook een suïcidepoging had gedaan.
In plaats van dat we elkaar vonden in het verwerken van die gebeurtenissen, was het voor haar niet goed bespreekbaar. Op mij kwam het over alsof zij zich afsloot. Niet alleen voor mij, maar ook voor haar familie.
Ze ging kort daarna een vol jaar in Spanje studeren. Dat vond ik toen gek. Maar misschien deed zij het juiste, leefde ze haar eigen leven daar waar ik mezelf misschien teveel wegcijferde?
Gaandeweg merkte ik dat ik uitgepraat raakte. De behoefte om feitelijk alleen maar uit te leggen van wat er gebeurde, verminderde. Het drong tot mij door dat het vele rationaliseren en praten mij niet meer hielp bij het vinden van antwoorden.
Ik zocht een antwoord op de grote vraag: ‘Doe ik het zo goed?’
In andere woorden: “Verwerk ik deze ingrijpende gebeurtenissen op een goede manier, zodat ik er later geen last van zal hebben?”
Antwoord op die vraag kreeg ik van niemand, ook niet van mijn vriend Jasper. Dat stelde mij in eerste instantie teleur, maar ik realiseerde me ook dat het juist heel respectvol is om precies dát proces aan mijzelf over te laten.
Als ik maar op mijn gevoel afging, dan was het altijd goed. Ik besefte dat ikzelf de enige was die kon antwoorden. Met het vinden van een nieuwe balans tussen doorgaan waar ik gebleven was met mijn eigen leven en aandacht blijven geven aan het gebeurde.
Zo schakelde ik langzaam maar zeker weer over naar de modus van de orde van de dag. Zo kwam het ook dat ik na ruim zes weken in maart 1996 terug ging naar Zweden.
Emma van Weel (pseudoniem) schreef in 2018 over deze thema’s in haar leven het boek ‘Afscheid zonder begrafenis’ Kijk voor meer informatie op haar website.
Meer informatie:
Geef een reactie