May-May vraagt zich af waar de grens ligt tussen psychotisch zijn en eigen wil. In deze blog illustreert ze aan de hand van een aantal voorbeelden wat ze hiermee bedoelt. Jim van Os geeft een reactie op haar schrijven.
Je kunt én psychotisch én (deels) toerekeningsvatbaar zijn
Op 14 juli 2016 vond er een aanslag plaats in Nice. Het was een nacht dat ik toch al niet kon slapen, wat bij mij een voorteken is van een psychose. Ik schrok van het feit dat ik weinig emotie voelde bij de aanslag toen ik er midden in de nacht een nieuwsbericht over las.
Ik constateerde dat het niet goed met me ging en belde de Rembrandthof, waar ik tot rust kwam. Mijn psychiater complimenteerde me, want ik had ondanks het feit dat ik psychotisch was het heft in eigen handen genomen.
Om te kunnen autorijden moet je een tijd lang psychosevrij zijn
Tegelijkertijd zette me dit aan tot nadenken. Toen was het nog zo dat je – om je rijbewijs terug te krijgen – minstens twee jaar psychosevrij moest zijn. Ik belde het CBR. Want is het doel van die maatregel immers niet dat je geen gevaar bent in het verkeer? Maar als je psychotisch bent en dat van jezelf wéét en dus niet rijdt, dan ben je toch ook geen gevaar in het verkeer?
Dus vanwaar dan die regel? Degene die me te woord stond kon hier geen goed antwoord op geven. Ik denk dat ze liever het zekere voor het onzekere nemen. Overigens heb ik inmiddels al geruime tijd zelf besloten dat ik mijn rijbewijs liever niet terug heb.
Ik gooide het zeepje weg dat ik van mijn zoontje had gekregen
Eind februari 2017 had ik een Maria-tentoonstelling bezocht. Ik dacht dat ik Maria was en voelde me enorm bezwaard vanwege de hongersnood in Zuid-Sudan. Gedurende de nacht raakte ik ervan overtuigd dat ik Wouter Bos en Bart de Ridder (pseudoniem) op bezoek zou krijgen. Samen zouden wij voor wereldvrede zorgen.
Dus ik maakte mijn hele huis goed schoon, zoals je doet als je bezoek krijgt. Ook het zeepje dat ik van mijn zoontje had gekregen tijdens een van zijn vakanties – en dat inmiddels bruin was uitgeslagen – moest voor mijn schoonmaakwoede wijken, het verdween in de prullenbak.
Ze zouden om elf uur komen. Om tien voor elf ging de bel. Er kwamen inderdaad onverwacht mensen op bezoek. Toen ik de deur open deed waren het echter niet Bart de Ridder en Wouter Bos, maar twee mensen van de kerk. Ik besefte na hun bezoek dat er iets mis met me was en verhoogde zelfstandig mijn antipsychoticum, terwijl ik wel een e-mail stuurde naar mijn psychiater.
Later voelde ik me enorm schuldig dat ik het zeepje van mijn zoontje had weggegooid. Hij had het me met zoveel liefde gegeven! Als ik niet ziek was geweest had ik het waarschijnlijk nooit zo gedaan. Daarvan was ik overtuigd.
Nu twijfel ik hoe ik dat toen zo zeker wist. Had ik het zeepje altijd laten liggen? Was er niet een moment gekomen dat ik het toch weg had willen gooien en zou ik dat dan inderdaad met mijn zoontje overlegd hebben, zoals ik dacht kort na mijn psychose?
Wanneer doe je iets vanuit een psychose en wanneer vanuit eigen wil? Jim, wat denk jij?
Groet,
May-May Meijer
Antwoord Jim van Os:
Hey May-May,
Nou je duikt meteen in wat volgens mij het meest complexe gebied is van het menselijk bewustzijn: de mogelijkheid tot zelfreflectie en de mogelijkheid om gebalanceerd te kiezen. Wanneer we iets doen, doen we dat dan zelf of kunnen onze emoties ons sturen? En als we psychosegevoelig zijn – betekent dat dan dat we soms dingen doen die we normaal niet zouden hebben gedaan?
Wilsbekwaamheid is geen zwart-wit ding
Ten eerste is het belangrijk om het thema van de vrijheid van keuze niet al te zwart-wit te bekijken. Ik kende iemand met dementie die weliswaar niet meer in staat was om de krant te lezen en te begrijpen, maar die wel heel goed kon aangeven wat hij wel of niet lekker vond om te eten.
En er was iemand die geloofde dat zijn lever bezig was in goud te veranderen, maar toch heel goed in staat was om van A naar B te rijden in de auto. Een lerares die ik zag was ervan overtuigd dat een bekende Nederlander (die ze nooit gesproken had en niet kende) verliefd op haar was. En haar collega’s vonden het maar raar dat ze hierover bleef vertellen, maar het lesgeven aan de kinderen ging zonder problemen – omdat ze er daar niet over praatte.
Met andere woorden: ook al zijn we dementerend of psychotisch, er blijven altijd gebieden waarin we gewoon wilsbekwaam en/of handelingsbekwaam blijven.
Emoties beïnvloeden het handelen
Je moet dus altijd bij de unieke persoon in zijn unieke omstandigheden kijken wat speelt. Als iemand stemmen hoort die zeggen dat de persoon zich moet suïcideren, en de persoon heeft het gevoel dat de stemmen machtig zijn en gehoorzaamd moeten worden, dan is de consensus dat de persoon niet meer wilsbekwaam is en de omgeving de verantwoordelijkheid moet overnemen.
Maar meestal is het niet zo duidelijk. Ik heb ook wel eens iets weggegooid in een vlaag en me later afgevraagd hoe ik dat ooit had kunnen doen. Tijdens mijn studententijd bijvoorbeeld had ik eens geld te kort, en omdat ik niet om geld wilde vragen en me schuldig voelde dat ik het zover had laten komen, heb ik toen mijn platenverzameling verkocht – voor een habbekrats. Later kon ik me wel voor mijn kop slaan – mijn schuldgevoel had me tot een veel te sterke actie gezet. Was ik dat? (Antwoord: ja).
Psychose is ook iets met betekenis
Dus zeker, voor zover de psychosegevoeligheid voortkomt uit emoties kunnen die het handelen zeker beïnvloeden, maar dat ligt op een continuüm met hoe gevoelens dat bij iedereen kunnen doen. De verleiding is vaak om te denken dat alle psychose per definitie “raar” is en daarom pathologisch, evenals het handelen waartoe de psychose aanleiding kan geven.
Maar psychose is ook een taal van metaforen, die betekenis hebben voor de persoon en die daarom ook het handelen betekenisvol kunnen beïnvloeden. Het zo beschouwen betekent dat je van de psychose-ervaring ook kunt leren, en dat wat je deed tijdens een psychose niet zinloos hoeft te zijn. Het is maar hoe je het bekijkt.
Groeten,
Jim van Os
May-May Meijer is voorzitter van Peace SOS. Ze werd in 2009 gedurende zes maanden gedwongen opgenomen en schreef daar een boek over.
Prof. dr. Jim van Os, Voorzitter Divisie Hersenen, UMC Utrecht. Hij is tevens verbonden als Visiting Professor Psychiatric Epidemiology aan het Institute of Psychiatry te Londen. Hij is sinds 2011 lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en werd in 2016 benoemd tot Fellow van King’s College London.
Jim van Os werkt op het raakvlak van ‘harde’ breinwetenschap, gezondheidszorgonderzoek, kunst en subjectieve ervaringen van mensen met ‘lived experience’ in de GGZ. Hij verschijnt sinds 2014 op Thomson-Reuter Web of Science lijst van ‘most influential scientific minds of our time’. In 2014 kwam zijn boek De DSM-5 Voorbij uit, en in 2016 het boek Goede GGZ! (samen met Philippe Delespaul e.a.)
Lees ook deze blogs van Jim en May-May:
Geef een reactie