‘Welke diagnose geef jij deze patiënt.
A: Depressieve stoornis,
B: Bipolaire stoornis,
C: schizo-affectieve stoornis,
of D: schizofrenie?’
Ik zit in de zaal, kijk om me heen en denk even na. Er is volgens mij niet één antwoord dat perfect past bij de man die voor ons zit. De jongen met het petje naast me roept: ‘Dat is duidelijk een bipolaire.’
Onze docent, een psychiater, knikt instemmend. Ik kijk nog wat verdwaasd om me heen, maar ook de andere coassistenten lijken het volledig met hem eens.
De man ís een bipolaire? Hij heeft misschien een bipolaire stoornis maar de man is toch geen stoornis… Of misschien is het nog minder dan een stoornis. Meneer heeft enkele kenmerken van de ziekte maar is hij echt ziek?
Er ontwikkelt zich onbegrip en enige afkeer vanuit mij naar de docent voor ons. Alweer krijgen we een les in het labelen van een persoon voor ons.
Vervolgens worden er geen andere vragen gesteld, hoewel ik er honderden heb. Waarom wel stoornis B? Waarom niet stoornis C? En waarom kan dit niet passen binnen het normale? Heeft deze persoon überhaupt een stoornis?
De groep coassistenten geeft geen kik, niemand stelt een vraag. In onze eerste jaren van de studie leerden we gesprekken voeren en vragen stellen, maar in de praktijk is hier heel weinig tijd voor. Er is geen tijd voor het ‘waarom’. Ondertussen gaat de les namelijk alweer verder.
De psychiater stelt een volgende vraag. Met mijn gedachten dwaal ik weer af. Word ik een goede dokter op deze manier? Als er geen tijd is om stil te staan bij de keuzes die we maken, hoe kunnen we dan de beste zorg leveren voor onze patiënten?
De docent gaat verder.
‘Kunnen we deze patiënt nog meer diagnosen geven als we kijken naar de verschillende assen van de DSM-V?’
En daar komt direct het volgende label voor meneer. Er wordt niet van ons verwacht om even stil te staan bij de persoon voor ons. Dit gebeurt zo vaak, in het ziekenhuis én in de collegebanken. Het verbaast me nog steeds dat vrijwel nooit wordt verwacht van ons – Geneeskunde studenten – om veel verder na te denken.
Maar inmiddels ben ik ook wel benieuwd geworden waar dit heen zal gaan; in welk hokje de patiënt terecht zal komen. Al heb ik ondertussen zoveel andere vragen voor de patiënt. Hoe voelt hij zich? Voelt hij zich eigenlijk wel een patiënt? En voelt hij zich ziek? Voelt hij zich gehoord en begrepen door de mensen in de zaal?
De persoon die voor ons zit reageert niet op de antwoorden uit de zaal. Misschien omdat hij ziek is. Misschien omdat hij dit al vaak heeft gehoord van zijn psychiater, andere artsen en verpleging. Of wellicht omdat het hem duizelt, al die labels en hokjes. Ik vraag me af of het iets met hem doet.
‘We passen het protocol Bipolaire Stoornis toe in deze situatie. Zoeken jullie thuis nog even uit, hoe dat precies zit.’
De les wordt afgesloten door de psychiater, iedereen verlaat de zaal.
Dit is slechts een fictief voorbeeld van een klinische les tijdens de studie Geneeskunde. Inmiddels ben ik zelf vijfdejaars student. In de afgelopen jaren heb ik geleerd om te denken als een dokter. Dit betekent in het huidige systeem van de Nederlandse zorg heel veel labels en protocollen zoeken bij een patiënt. Dit kan erg goed functioneren; bij het jongetje met gebroken been na een val van zijn fiets, die geven we gips en hij kan naar huis. Simpel.
Of die oude kwetsbare alleenstaande dame met longontsteking; zij moet worden opgenomen in het ziekenhuis. Niet zo ingewikkeld.
Maar wat doen we met die man van middelbare leeftijd, die al lange tijd zijn huis niet uitkomt, vereenzaamd en zichzelf verwaarloosd? Lastig.
Meneer heeft hulp nodig. Maar van wie? Is hij een patiënt? Voelt hij zich ziek en is dat gevoel belangrijk? Veel vragen, waarbij we veel meer zouden willen weten van deze man. De persoon achter de problemen die willen we leren kennen om hem goed te kunnen helpen.
Binnen de geestelijke gezondheidszorg komt hier steeds meer aandacht voor. Er laaien steeds meer discussies op over de DSM, het handboek van de psychiatrie. Toen ik zelf stuitte op de site schizofreniebestaatniet.nl, kreeg deze discussie een stuk meer vorm. Ook voelde ik me begrepen, als student en zorgverlener met een ander idee over de zorg dan iedereen die ik eerder tegenkwam.
PsychoseNet vind ik een geweldig initiatief en mooi platform, waar mensen elkaar kunnen vinden en zich kunnen inzetten voor een toekomst met meer persoonlijke zorg. Ik vind het heel erg mooi om te zien, dat dit ook Geneeskunde is. Hopelijk is dit de Geneeskunde van de toekomst. Een toekomst waarin elke dokter – chirurg of psychiater, huisarts of cardioloog – zijn aandacht meer vestigt op de mens achter een diagnose, een label, een oordeel of een stigma. En een toekomst waarin coassistenten tijd en ruimte krijgen om nieuwsgierig te zijn en vragen te stellen.
Een tijd waarin artsen zichzelf meer durven te laten zien, hun krachten en zwaktes onderkennen en hun eigen ervaring durven te gebruiken. Met SBN is er al een begin van zo’n toekomst. Die toekomst is nu.
Maryse Fröling – coassistent vijfdejaars Geneeskunde student aan de Universiteit Utrecht.
Geef een reactie