Soms word ik uitgenodigd voor een interview door studenten die bijvoorbeeld ‘ervaringsdeskundigheid’ als onderwerp hebben gekozen voor een opdracht.
Ik hoop altijd dat ze me vragen stellen die niet eerder zijn gesteld, zodat ik niet routinematig kan antwoorden. Vandaar dat ik subtitel bedacht: een goed antwoord heeft een goede vraag nodig.
Laatst vroeg een coördinator die werkzaam is op de woonvorm aan mij of ik aan het team kon uitleggen wat ik doe in het contact als ervaringsdeskundige. Hij vroeg dit voor het geval ik (langdurige) afwezig zou zijn en wilde mijn kennis ‘borgen’. Een verzoek om een klinische les over ‘contact’ te geven dus.
Een goede vraag! Want wat doe ik nu eigenlijk in het contact met mensen?
Weken gingen voorbij terwijl ik de vraag liet bezinken. Als ik wat denktijd overhad, dacht ik na over dit onderwerp en tegelijkertijd bestudeerde ik mijn eigen gedrag rond dit onderwerp. Zo kwam ik op de term ‘valideren’.
Voor zorgverleners staat dit voor een methode waarin als het ware meebewogen wordt met boze en/of agressieve mensen, die daardoor het gevoel hebben dat hun emotie wordt gezien. Daardoor kan tegelijkertijd de boosheid afnemen.
Helaas wordt deze techniek zo vaak en routinematig ingezet, dat er geen echtheid achter zit
Het is een trucje geworden, zonder gevoel. Meebewegen en zeggen: ‘ik weet dat je boos bent,’ werkt intussen zelfs als een rode lap op een stier. Werkelijk en welgemeend contact – professionele nabijheid – is de absolute voorwaarde voor het slagen van iedere benadering binnen de zorg, vandaar mijn persoonlijke aversie tegen ‘professionele afstand’.
Want hoe doe ik het nou eigenlijk?
Ik valideer mensen en ik probeer ze daarbij werkelijk te zien en ik verdiep me echt in hen en dat toets ik vervolgens. Zo weet ik zeker dat ik hen begrijp en dat zij zich begrepen voelen. Daarbij kunnen emoties opkomen die er dan ook mogen zijn, zoals compassie, gevoel van verbinding, etc. Zelf zie ik deze benadering als een natuurlijk uitvloeisel van de presentiebenadering (Andries Baart).
Uit de tijd dat ik zelf patiënt was, heb ik slechts één belangrijke motivatie als leidraad genomen: dat ik als mens gezien wilde worden, niet als casus, niet als ziektebeeld, niet als dossier, niet naar mijn (toen lage) status in de maatschappij, maar als compleet mens!
En zo probeer ik nu met de mensen om mij heen om te gaan
Dit verhaal deelde ik tijdens mijn klinische les op de woonvorm. Tijdens de nabespreking kwamen we tot een belangrijke conclusie: dat werkelijk oogcontact een manier kan zijn om te toetsen of er werkelijk en gevoelsmatig contact is.
Had jij tijdens het lezen een gevoel van herkenning, de gedachte dat het klopt, kun je mijn redenering onderschrijven? Dan hebben wij zojuist contact gehad.
Geef een reactie