In drie blogs vertelt Mieke over haar zoektocht naar therapie, na haar vaders zelfmoord. In het eerste blog schreef ze over de afspraak hiervoor bij haar huisarts, waar haar verteld werd dat rouwverwerking niet wordt vergoed. Ze besloot om de therapie zelf te betalen en zocht contact met een mindfulness therapeut. In het tweede blog schreef ze over de intake bij haar.
De mindfulness therapeut constateerde dat ik dissocieerde; mezelf constant afsloot voor mijn emoties. Met haar zou ik EMDR therapie gaan toepassen. Acht maanden ben ik bij haar in therapie geweest. We spraken zo nu en dan af als dat uitkwam. Ook was er een lange onderbreking, want zij ging tweeënhalve maand op reis. Doordat er geen structuur in de therapie zat, en door de dissociatie, werkte de EMDR bij mij niet. In dit laatste deel 3 vertel ik over het vinden van een goede psycholoog en het krijgen van de juiste diagnose
Terwijl ik nog in behandeling was bij de mindfulness therapeut kreeg ik een mail van een psycholoog met wie ik op aanraden van mijn huisarts contact had gezocht. Destijds had ze een wachtlijst, maar ze vertelde mij dat er een plek was vrijgekomen.
Ik liet haar weten dat ik interesse had en kreeg daarna het verzoek om een vragenlijst in te vullen
Ze gaf me meteen advies over wat mijn huisarts op de doorverwijzingsbrief moest zetten. Deze praktische gang van zaken deed me goed, ik voelde me serieus genomen en was blij dat ik toch in aanmerking kwam voor vergoede zorg.
Ik had goede hoop en stopte met de andere mindfulness therapie
“Het moet moeilijk voor je zijn dat je andere therapie gestopt is,” zei de psycholoog tijdens het eerste gesprek en ze voegde daaraan toe: “maar wel heel typerend dat je zo makkelijk wisselt van therapeut.”
Ik keek haar vragend aan en mompelde dat ik vooral blij was dat ik in aanmerking kwam voor een vergoede behandeling. Ik wilde niet afdoen aan de andere therapie.
Ze vroeg of ik dit gedrag herkende in mijn leven. Weer keek ik haar vragend aan, maar ook iets verlegen, want ik wist dat zij mij nu al doorzag. En dat alleen maar door een ingevulde vragenlijst, dacht ik. Later besefte ik dat het natuurlijk haar beroep is en ik, hoe uniek ik me stiekem voel, ook maar een cliënt onder een DSM ben.
‘Hechtingsstoornis’, was haar diagnose
Of zoals ze het ook vaak noemt: onveilig gehecht. De voornaamste reden is dat mijn moeder ook onveilig gehecht was, omdat ze als baby haar moeder verloor en in haar eerste levensjaren verschillende opvoeders had. Zoiets geeft je blijkbaar onbewust door aan je kind. Dat mijn vader vaak emotioneel onbereikbaar was heeft ook niet bepaald bijgedragen aan een veilige hechting. De onvermijdelijke scheiding van mijn ouders – een huwelijk tussen partners met onverwerkte trauma’s en hechtingsproblemen blijkt lastig – had tot gevolg dat mijn moeder volledig instortte en mijn vader last kreeg van psychotische wanen. En mijn vaders zelfmoord heeft het hechtingsprobleem compleet gemaakt.
Deze diagnose verklaarde voor mij waarom een lange liefdesrelatie aangaan niet lukte, en ik nooit lang bij dezelfde werkgever kon werken. Destijds dacht ik dat dit kwam doordat ik simpelweg snel verveeld was. Angstontwijkend gedrag, besef ik nu. En dissociatie als coping mechanisme als ik toch angst voelde.
“Het wordt een heel lang traject”, zei mijn psycholoog bij de intake.
Om me gerust te stellen dat zij mij niét in de steek zou laten. Op mij had die opmerking toen het omgekeerde effect: een uitzichtloze situatie om dit ooit te boven te komen. Ik voelde me al niet bijster goed op dat moment; depressieve gevoelens hadden de overhand, ik sliep heel slecht en was bang dat ik hetzelfde zou eindigen als mijn vader. Maar iets in mij wist dat ik deze therapie moest aangaan. En ik kon, behalve doodgaan (maar dat had mijn vader zichzelf aangedaan, dus die optie was al vergeven), geen beter alternatief bedenken.
Ik zag mijn psycholoog tweewekelijks op een vaste tijd, om zo structuur te creëren en een band te kunnen opbouwen. Doelbewust als ik ben vroeg ik mezelf vaak af (soms ook hardop tijdens de therapie) hoe we dit ‘probleem’ gingen oplossen. Dat was volgens mijn psycholoog een kwestie van tijd. Door haar in deze regelmaat te zien, werkte ik aan een hechting met haar en daarmee aan mijn ‘stoornis’. Ik merkte een wantrouwen bij mezelf; een band opbouwen met een psycholoog is toch iets anders dan een hechting aangaan in het echte leven? Maar die gedachte probeerde ik dan weer te laten gaan, zij was immers de expert.
Nu, tweeënhalf jaar na de intake, ben ik nog steeds wekelijks in therapie
Hechtingsstoornis blijkt inderdaad hardnekkig. Ik heb vaak ongeduld ervaren in de therapie, heel veel wanhoop ook. Maar eindelijk kan ik echt zeggen dat het me wat oplevert. Tijdens haar vakanties mis ik mijn psycholoog, een goed teken volgens haar. En ik kan weer voelen; eerst was dat vooral veel angst, verdriet en boosheid. Maar voor mij is dat nog altijd beter dan die gevoelloosheid, de dissociatie, de depressie. En ik ervaar weer connectie met het leven.
Heb je een vraag?
Onze experts beantwoorden jouw vraag in het online Spreekuur van PsychoseNet. Gratis en anoniem.
Ken je de mini-College’s van PsychoseNet al?
Bekijk PsychoseNet college’s van Jim van Os over zorg en herstel, van depressie tot psychose.
Geef een reactie