In deze blog beschrijft Clara van drie cliënten hun herstelmomenten die in het onderlinge contact tussen hulpverlening en de cliënten ontstaan. Een pleidooi voor gelijkwaardig contact in de GGZ, van mens tot mens.
Eefje. Eerst konden we nog door het raam naar binnen kijken. De overvolle tafel met glazen, halfvolle flessen wijn, een vergeelde stronk broccoli en tabak kruimels vertelt ons hoe het met Eefje gaat. Dan gaan de gordijnen dicht. We blijven langskomen, tikken op de ramen, roepen haar en zien soms een glimp van haar door een kier als ze wegsluipt naar de andere kamer.
Maar vandaag als ik kom mag ik weer naar binnen. En na een poosje doet ze de gordijnen open. Ze knippert met haar ogen tegen het licht. “Wil je iets drinken?” vraagt ze mij.
En we drinken samen een glaasje water
Carla. Ze laat me binnen, ze heeft net de stofzuiger opgeborgen. Ze toont me zichtbaar trots haar huiskamer waar het iedere week ordelijker en gezelliger wordt. Er staat een nieuwe foto van haar twee volwassen dochters. We praten over het aanstaande vertrek van haar vaste casemanager. Die heeft een andere baan. Carla is al over de eerste schrik heen en vraagt me of al bekend is wie de opvolger wordt.
“Wat vind je belangrijk, wie of wat past bij jou?” vraag ik haar
En dan zegt ze: “Clara, het maakt me niet uit man of vrouw, jong of oud. Maar ik heb wel een voorwaarde. Ik wil dat diegene zich niet inleest over mij. Want ik wil niet benaderd worden als ex-dakloze, als verslaafde, als moeder die een tijd niet voor haar kinderen heeft gezorgd, als verwarde vrouw.
Ik wil een gewoon gesprek, van mens tot mens, zonder vooroordelen
Als dat niet kan, hoef ik geen andere casemanager”, zegt Carla tenslotte. Wat een statement denk ik, hoe krachtig.
In mijn team volgen eerst de bekende vragen: “Wat is haar diagnose, welke behandeling heeft ze al gehad, wat is haar hulpvraag?”
En ik geef haar boodschap door: “Ze wil een kennismaking, van mens tot mens. Van te voren inlezen verboden.” En zo gaan we dat doen…
Willem. We lopen door het park. Als we bij de open plek komen blijft Willem staan. Hij zucht.
“Hier heb ik hele gekke dingen gedaan tijdens mijn laatste psychose. Ik dacht toen dat ik Josef was en zocht Maria. Heb allerlei vrouwen met een blauwe jurk aangesproken en gevraagd of ze Maria waren en met mee wilden gaan. Ik durf de stad niet meer in want ik ben zo bang iemand tegen te komen die me toen zo heeft meegemaakt.”
“Ik ken dat gevoel”, zeg ik
“Tijdens mijn psychose heb ik op het Vrijthof in Maastricht allerlei mensen staan waarschuwen en weggestuurd. Ik dacht dat de neutronenbom daar zou vallen. En ik heb ook gedacht dat ik de baas was van een grote snackbarketen in Limburg. Dan bestelde ik ergens patat en liep weg zonder betalen. Als ze me dan tegenhielden en geld wilden zien, werd ik boos en zei dat ik hun baas was en niet hoefde te betalen”.
“Echt?” vraagt Willem.
“Ja echt.” antwoord ik.
“En ben je daarna nog op het Vrijthof geweest?” “Ja, toch wel.”
We kijken elkaar aan en schieten in de lach. “Wat zijn we in de weer geweest hè.” En we besluiten een ijsje te gaan eten verderop.
We zijn met twintig mensen bij elkaar. Tien hulpverleners en tien cliënten. Kris kras rond de tafel. De mensen van stichting Wat doe jij schuiven aan.
Tijdens de kennismaking vertelt iedereen zijn of haar naam en benoemt een kracht en een kwetsbaarheid van zichzelf. Een kleurrijk pallet van eigenschappen volgt.
Dan zegt Kim Helmus van Wat doe jij: “Ik weet dat hier hulpverleners en cliënten aan tafel zitten. Maar ik zou op grond van wat ik nu heb gehoord en zie op geen enkele manier kunnen bepalen wie hier cliënt is of hulpverlener.” En Kim vervolgt:
“Ik zie alleen maar mensen met kwetsbaarheden en krachten“
Het wordt stil. Het kwartje valt.
Nog twee jaar laten hoor ik terug hoe belangrijk deze ervaring van gelijkwaardigheid en verbinding voor de aanwezigen is geweest. Geen wij en zij, maar samen.
We zijn met een groep GGZ-collega’s in een zaaltje. Allerlei disciplines. En we doen over de streep.“Wie heeft er in zijn of haar leven een psychische aandoening gehad of nog steeds?” vragen de begeleiders. Meer dan de helft gaat over de streep.
“Wie is suïcidaal geweest?” Een collega en ikzelf gaan over de streep. En ik voel me mens.
Geef een reactie