Ze liep vaak over de dijk, een meisje met lang zwart haar, beetje voorovergebogen, rugzak om, een wat sombere, norse blik naar de grond zo’n twee meter voor zich, in zichzelf gekeerd. Na veel aarzeling sprak ik haar aan: “Ik zag je laatst op krukken lopen, gaat het nu weer beter met je?”
Ze deed een stap achteruit, keek me argwanend aan en zei zoiets als “Het gaat wel.”
Einde gesprek. Zo is het begonnen.
Na een aantal maanden, voor mij onverwacht, vroeg ze: “Kunnen we niet elke dag samen wandelen?”
Daar heb ik ‘ja’ opgezegd, wetend dat het vrijwillig, maar niet vrijblijvend was. We spraken af dat we altijd eerlijk zouden zijn, de gesprekken vertrouwelijk en ik me niet zou bemoeien met behandelaars en hulpverleners. Ze voegde daar nog aan toe: “Je mag me niet aanraken, hoor.”
We spraken over alles wat zich in ons leven vanaf de geboorte had voorgedaan. Dat kon ze ook goed. Ze was erg intelligent, kon helder formuleren en redeneren, had brede interesse, en een overvloed aan kwaliteiten. Schilderen, tekenen, prachtig piano spelen, zingen, toneel, tekst schrijven, ze had zelf een speelfilm gemaakt, en wist alles van voedsel, smaken en calorieën. Behalve van vlees, als overtuigd vegetariër en dierenliefhebber.
Een geweldige meid, waar je alleen maar trots op kunt zijn en zo fijn vinden dat ze er was
We waren het erover eens dat ze – naast een paar fysieke – twee grote problemen had, anorexia en depressie. De oorzaken waren ook helder. Na haar twee broers wilde vader graag nog een meisje. De eerste week na haar geboorte leek hij blij met haar te zijn. Daarna was de lol er af, en bleek het een gewone baby te zijn, die liefde aandacht en zorg nodig had, gevoed en verschoond moest worden. Vanaf dat moment heeft hij niet meer naar haar omgekeken. De ouders zijn gescheiden, vader hertrouwde en vertrok naar Schotland.
Rond haar 8e waren de eerste tekenen van depressie er al, ze wilde toen al “naar de engelen”
Op haar 15e heeft moeder haar van school gehaald omdat het niet goed met haar ging, en belandde ze in het GGZ-circus. De eerste diagnose: autisme. Opgenomen worden, met de begeleidster scheermesjes gaan kopen om te automutileren. Haar pijn, boosheid en verdriet kon ze alleen kwijt op zichzelf.
Naar de volgende kliniek en een andere diagnose, ze heeft alle denkbare zo’n beetje gehad. Ze had zoveel diagnoselijstjes ingevuld dat ze die met de ogen dicht zo kon invullen dat de uitkomst al vast stond. In de kliniek weer eetlijstjes maken om kilo’s aan te komen volgens het ‘streefgewicht’. Thuis gekomen eetlijstjes maken om de kilo’s weer kwijt te raken.
De volgende kliniek, een andere psychiater, andere medicijnen, netjes volgens het protocol, zo’n 25 per dag. Psychotherapie? Nee, dat niet
Haar BMI was immers niet op orde. Ze zei me steeds: “Het gaat ook niet om mij, het maakt niet uit of ik er zit of iemand anders. Die “hulpverleners” hebben een baan, moeten met mensen praten, de uren declareren en dan krijgen ze salaris. Bovendien snappen ze toch niet wat ik heb, ze weten niet wat het is. En wat ik nodig heb krijg ik toch niet.” Zelf vond ze de depressie het zwaarst. De anorexia had ze ‘nodig’ om tegenwicht te bieden aan de depressie, die anders te overweldigend zou worden. Ik vond het begrijpelijk dat haar dagen ondraaglijk waren, en zij zelf geen perspectief meer zag, geen hoop en geen vertrouwen meer had. Ze vond het daarom ook uitzichtloos.
We hebben veel gesproken over perspectieven, ze zag zelf ook dat ze in de loop van de tijd anders naar haar verleden, haar ouders, familie (met de vele verstoorde relaties) en omgeving was gaan kijken. Dat ze zelf, en haar leven, dus nog zouden kunnen veranderen. Diep in haar hart wilde ze dat ook, ze wilde haar leven terug. Een leven net als ieder ander, naar school, studeren, werken, trouwen, kinderen, zoiets. Als de kwaliteit van leven dan op een 5,5 zou zitten, zou ze daar tevreden mee zijn. Zo is het dus niet gegaan.
Megje wilde nog maar één ding: euthanasie
Afscheid nemen van het ondraaglijke leven, van de harde wereld, geen hoop meer. Geen vertrouwen dat er nog behandeld zou worden. Een gesprekje met de psychiater werkte som zelfs averechts, toen deze haar zei: “Megje jij hebt geen anorexia, jij bent anorexia.” Ze voelde zich zo gedegradeerd, ze was dus geen mens maar een ziekte.
De eerste euthanasie-aanvraag, via de huisarts, werd afgewezen omdat ‘er nog behandelopties’ waren. Bedoeld werd dat ze nog geen lithium had gebruikt. Dat wilde ze niet omdat je dan vocht vasthoudt en zwaarder wordt.
Op 17 februari 2017 heeft ze haar zo verlangde euthanasie gekregen van de Levenseindekliniek. Nu resten me nog de vele herinneringen, en de pijn in het hart. En het besef dat haar behandeling eigenlijk nog moest beginnen, maar vooral ook haar leven.
Ik heb het haar zo gegund, maar ze heeft het niet gekregen. We hebben het haar niet gegeven
Frits Jacobs was een buurtgenoot van Megje en maakte jarenlang dagelijks een wandeling met haar. Op 28 augustus was Frits samen met Jim van Os te gast bij NPO Radio 1 om te praten over euthanasie bij psychisch lijden. Beluister hier het interview terug.
Geef een reactie