“In deze blog ga ik iets persoonlijks vertellen”, zegt Geeske. “Iets wat veel mensen die mij kennen niet weten. Ik deel het ook niet snel met mensen. Omdat het reacties geeft. Omdat het mensen triggert. Wat het is? Vreemd genoeg is het iets heel normaals. Althans, dat vind ik. Mijn kind doet aan topsport. Dat is alles. En dat is helemaal niet zo gek. Toch?”
Waarom is het lastig delen dat je kind aan topsport doet?
Ik vind het altijd heel lastig om te vertellen dat één van mijn zoons aan Judo doet, zeker als blijkt dat ons gezinsleven ook deels om zijn sport draait. We zijn er als gezin op ingericht om er voor hem te kunnen zijn. Om hem te steunen in zijn jongensdroom. Ook al kost het tijd, geld en energie.
Ik ontkom er soms niet aan om dan te vertellen aan mensen. Op die momenten maak ik me qua taal altijd even wat nederiger om mensen niet het idee te geven dat mijn kind beter is dan dat van de ander. Dat gebeurt erg snel, mensen willen zich niet minder voelen. Het liefst maak ik me ook fysiek even wat kleiner.
Hieronder beschrijf ik de twee toch behoorlijk vaak voorkomende reacties.
Reactie 1: “Dat zou ik ECHT niet willen”
Iemand uit het dorp: “Waarin zit je man zo vaak bij het Sport Stadion? Ik kom hem twee keer per week tegen als mijn dochter zwemles heeft gehad.“
Ik: “Ja.. Klopt! Mijn zoon sport daar, best wel vaak, 7 keer in de week. Hij haalt hem een paar keer per week ’s avonds op“.
Er volgt vaak een verbaasde vraag, met vaak met van die duidelijk opgetrokken wenkbrauwen: “Jullie zoon traint 7 keer in de week? Hoe kan dat dan? Jeetje zeg, dat moet je ook maar willen. Ik zou dat echt never-nooit-niet doen.“
Op mijn voorzichtige uitleg dat het topsport is, en dat we in de weekenden daarnaast ook nog in binnen- en buitenland op wedstrijden gaan, en dat hij topsportonderwijs volgt, dan word ik 9 van de 10 keer heel erg vies gekeken.
Reactie 2: “Mijn kind doet het veel beter”
Oude bekende van de basisschool: “Hoe gaat het met je zoon? Doet hij nog steeds aan judo?” Ik meld dat hij nog steeds aan judo doet. “Op welke school zit hij nu? ” Ik vertel dat hij topsport-onderwijs volgt, we kozen ondanks het schooladvies niet voor het VWO, dat vonden we wat te druk in combinatie met het sporten. Hij zit op de HAVO. Met veel plezier.
Het lijkt wel alsof de inhoud van mijn verhaal niet is aangekomen bij de ander. “Mijn zoon doet ook aan sport. Hij is ook een groot toptalent, maar hij wilde stoppen. Ik knik op zulke momenten begripvol.
“Gelukkig maar, want al dat sporten lijkt me verschrikkelijk! Ik zou echt niet willen leven zoals jullie. Al dat gedoe! Mijn zoon is trouwens hoogbegaafd. Ja, dat weet ik gewoon. Hij zit al op zijn derde middelbare school. De scholen en leraren zijn hartstikke blind weet je. Mijn man en ik hebben onze zoon al twee keer van school gehaald omdat wij ruzie met de schoolbesturen kregen…” Ze kijkt me aan. Ik knik maar weer. Ik zeg; “Goh, jeetje! Dat zal je maar net treffen. Dat is wel zwaar voor jullie.”
Het wordt meestal vervolgd door een vurig monoloog. “Ze zien gewoon niet hoe begaafd hij is. Hij doet net alsof het niet zo is. We hebben het er zo druk mee“. Er volgt nog een lang verhaal waarin geen ruimte is voor mijn verhaal.
Er is ongezien leed
Deze verhalen zijn fictief. Ze zijn niet op één echt persoon gebaseerd. Toch zijn het wel twee verhalen zoals we, ik en mijn partner, die vaak en in allerlei vormen tegenkomen. Dit zijn geen incidenten. We horen ze op school, op de sport tribune. Overal waar (te) fanatieke ouders te vinden zijn.
Opvallend vaak hebben de ouders gebroken met de jeugd hulpverlening. Zelf weigeren ze gezins hulp. Het zijn in mijn ogen ouders aan wie het zelf (ogenschijnlijk) nooit ligt in hun verhalen. Ze zijn altijd slachtoffer, of van een ander, of een andere partij. Ze hebben vaak kinderen die na afloop van een wedstrijdje eerst een welgemeend complimentje van de coach krijgen omdat het een mooie wedstijd was met inzet van goede, doordachte technieken. En dezelfde kinderen krijgen twee minuten later een dikke, vette uitbrander op de tribune van de ouder(s) omdat het kind de wedstrijd verloor.
Het is soms best ingewikkeld om open te zijn
Open zijn. Het triggert mensen blijkbaar als een kind van een ander iets goed kan. Het topsportleven gaat ook niet over rozen. Het is vaak en zwaar trainen voor je kind. Heel vroeg opstaan, blessures, soms (met de beste bedoelingen) afgebeuld worden, tot het naadje gaan, erg spierpijn hebben, veel reizen, op je gewicht moeten letten, fouten durven maken, veel wedstrijden verliezen, en ook wedstrijden winnen.
Gelukkig heb ik een man die de afdeling judosport grotendeels voor zijn rekening neemt in ons gezin.
Voor de ouder betekent topsport vaak:
- Bijna iedere door-de-weekse avond wachten op je kind bij de sportschool om hem te brengen en op te halen.
- Je weekenden vaak (deels) kwijt zijn aan wedstrijden.
- Veel reizen in binnen- en buitenland.
- Zo nu en dan in eenvoudige hotels de nacht doorbrengen voor een wedstrijd.
- Dure sportkleding moeten aanschaffen.
- Lange wedstrijddagen doorkomen in overvolle, lawaaierige, veel te warme (of te koude) sportcomplexen, opeengepakt tussen de andere toeschouwers op harde bankjes (als je het geluk hebt dat er nog plaats is) op de tribune.
- Je kind meerdere keren per week ’s avonds aan tafel helpen om leerstof bij te brengen i.v.m. gemiste lessen / omdat hij te moe is.
Samenwerken met andere ouders maakt het makkelijker. Het is voor iedereen geven en nemen. Soms kan je samen rijden met een andere ouder (er zitten gelukkig ook hele leuke ouders tussen.. 😉). Of elkaar uit de brand helpen als je geen vervoer hebt. Soms kan je nog wat gezelligheid vinden. En ze kunnen soms ook een mooi plekje op de tribune voor je vrijhouden.
Topsporter zijn is iets gewoons, het is vooral hard werken
Het blijft lastig om aan mensen te vertellen dat je kind toevallig bovengemiddeld goed is in iets. Vandaar dat het het hier nu een keertje doe. Heerlijk om het in deze blog een keer publiekelijk te vertellen. Om openlijk eens wat te mopperen dat het helemaal geen feestje is. Verbergen van mijn verhaal zou niet nodig moeten zijn. Ik vraag me wel eens af of er meer ouders zijn die worstelen met de nogal wisselende reacties vanuit de omgeving.
Voor de volgende blog
Ik durf het bijna niet te zeggen.. Mijn zoon is een zogenaamd ‘dubbeltalent’ (vreselijke term). Schaak is namelijk zijn tweede grote liefde en als hij daarvoor zou kiezen zou hij er heel goed in kunnen worden. Tja… Dat gaat natuurlijk niet. 😊 Het schaken is trouwens ook een leuke, ‘maar-wel-een-alleen-voor-de-lol hobby’ van mijn andere zoon. Voor hem is het gewoon leuk, geen liefde. Hoewel hij er voor zijn jonge leeftijd ook best goed in is.
Wie ik ben in mijn gezin in dit verhaal? Nou… Ik ben de vrouw die alles rondom het schaken voor haar rekening neemt, de persoon die de heren daarin faciliteert en ze meeneemt de schaak wereld in. Maar dan beperkt, we houden het klein. Maar ook die wereld verkennen is best een avontuur.
Meer blogs lezen van Geeske Roorda?
Meer lezen over topsport?
- De andere kant van de medaille – GGZ Totaal
- Waar ligt de grens bij jonge topsporters? – EO.nl
- Zo kun je jouw kind begeleiden bij hun topsport – ouders.nl
Meer lezen over sport en topsport?
- Sport als medicijn voor lijf en brein
- Sporten, wist ik veel dat ik verslaafd was
- Social media – mag ik mijn leven terug?
Heb je een vraag?
Onze experts beantwoorden jouw vraag in het online Spreekuur van PsychoseNet. Gratis en anoniem.
Verder lezen over goede zorg en GGZ?
Onderstaande boeken zijn geschreven door hoogleraar Jim van Os. In deze eerlijke boeken lees je meer over psychose, trauma, de nieuwe GGZ, herstel en veel meer.
Geef een reactie