Antwoord
Beste S.,
AFBOUWEN MET TAPERINGSTRIPS WERKT ALS VOLGT:
1. Je behandelaar kan taperingstrips (afbouwmedicatie) voorschrijven waarmee je geleidelijk kunt afbouwen. Je kunt daarmee in overleg met je arts voor een afbouwschema kiezen waarvan je hoopt dat dat voor jou goed zal werken. Ik schrijf ‘waarvan je hoopt’ omdat niemand precies kan voorspellen wat voor jou het ideale afbouwschema is. Heel erg is dat niet, want een afbouwschema kan eenvoudig worden aangepast als dat nodig is.
2. Het is belangrijk om tijdens het afbouwen bij te houden hoe dat voor jou gaat. Dat kun je doen door één keer per dag het eenvoudige zelfmonitoringsformulier in te vullen dat bij iedere taperingstrip zit. Neem dat ingevulde formulier mee als je met je arts spreekt. Die kan je dan beter helpen om de afbouw goed te laten verlopen.
3. Wat je natuurlijk hoopt is dat het afbouwen voor jou helemaal zonder problemen zal verlopen. Dat zal voor veel patiënten hopelijk ook zo zijn, maar 100% garanties hierop kan niemand geven. Daarom moet je er rekening mee houden dat er tijdens het afbouwen toch nog klachten kunnen optreden. Wat je in dat geval moet doen is afhankelijk van hoeveel last jij van die klachten hebt.
4. Als je klachten heel mild zijn, niet erger worden en als je ze goed kunt verdragen dan kun je er voor kiezen om gewoon door te gaan met afbouwen (doe dat in overleg met je behandelaar).
5. Als je vindt dat je teveel klachten krijgt, als er plotseling nieuwe klachten komen of als bestaande klachten opeens (veel) erger worden, ga dan niet verder met afbouwen! Want als je dat wel doet zullen die klachten vrijwel altijd erger worden.
6. Wat je wel moet doen is contact opnemen met je behandelaar en bespreken wat jullie samen denken dat verstandig is. Wat je precies gaat doen zal afhangen van de situatie en van je eigen inschatting en die van je arts. Daar moeten jullie samen over praten. Globaal zijn er vier uitkomsten mogelijk:
– (1) Je kunt besluiten om door te gaan met afbouwen, maar dan wel meer geleidelijk (en dus langzamer). Je behandelaar kan je hierbij helpen door een aangepast afbouwschema voor te schrijven.
– (2) Stabiliseren. Dat betekent dat je een tijdje op dezelfde dosis gaat blijven. Als je klachten weer verdwijnen kun je na een tijdje, wanneer je je daarvoor weer sterk genoeg voelt, dan weer verder gaan met afbouwen, maar uiteraard wel geleidelijker. Om te stabiliseren kan je behandelaar je één (of meer) stabilisatiestrip(s) voorschrijven.
– (3) De dosis een stukje verhogen om je klachten snel te laten verdwijnen. Onttrekkingsverschijnselen verdwijnen hierdoor vaak weer snel. Het is meestal niet altijd nodig om helemaal terug te gaan naar de dosering die je gebruikte voor je begon met afbouwen. Als je klachten zijn verdwenen, blijf dan een tijdje op dezelfde dosis (stabilisatie) tot je je weer sterk genoeg voelt om verder te gaan met afbouwen, wat dan uiteraard wel weer meer geleidelijk moet gaan dan je eerder deed.
– (4) Je kunt in overleg met je behandelaar besluiten om niet verder te gaan met afbouwen maar om je medicatie te blijven gebruiken, mogelijk op een lagere dosering dan je tot nu toe gebruikt hebt (als dat mogelijk is boek je toch nog winst).
Zoals gezegd: niemand kan precies vertellen hoe het afbouwen voor jou zal gaan. Maar als je samen met je behandelaar op deze manier kunt samenwerken dan zorgen jullie er samen voor dat het afbouwen zo goed en zo veilig mogelijk zal gaan.
Ik hoop deze uitleg duidelijk is en dat je hiermee verder kunt. Deel deze uitleg vooral ook met je behandelaar.
Vriendelijke groet,
Peter
Deze vraag is gesteld door een vrouw in de leeftijdscategorie 35-50
Beantwoord door: Peter Groot op 21 april 2020