Antwoord
Beste E.,
Vrouwen verschillen van mannen, maar mannen verschillen ook van elkaar, en vrouwen verschillen ook van elkaar. In veel medisch onderzoek wordt gewerkt met groepen die met elkaar vergeleken worden. De uitkomsten van zulk onderzoek zijn groepsgemiddelden. Die zeggen iets over de ‘gemiddelde’ patiënt, maar dat helpt een dokter weinig als die tegenover een individuele patiënt zit.
Daarom kunnen adviezen die in richtlijnen staan voor de ene patiënt heel goed uitpakken, en voor de andere patiënt veel minder goed, of zelfs schadelijk zijn. Dat in die klinische onderzoeken meestal geen rekening wordt gehouden met verschillen tussen mannen en vrouwen maakt dit probleem nog groter. Vrouwen hebben, mede daardoor, een grotere kans op bijwerkingen door medicijngebruik, omdat ze ‘mannelijke’ doseringen krijgen die gemiddeld genomen waarschijnlijk hoger zijn dan nodig.
Je schrijft in de aanvullende informatie dat je de afgelopen jaren veel last hebt gehad van slechte afbouw. Misschien ben jij daarmee zelf ook wel een voorbeeld van iemand die met de behandeling die voor een gemiddelde patiënt goed werkt, minder goed of misschien zelfs slecht geholpen bent.
De beste oplossing voor dit probleem is om niet blind te varen op wat er precies in richtlijnen staat, maar om vooral samen met je behandelaar goed te kijken naar wat voor jou in de praktijk goed werkt. Voor wat betreft het afbouwen is dat waarschijnlijk veel geleidelijker en voorzichtiger afbouwen dan je in de afgelopen jaren hebt gedaan. Met standaardmedicatie van de apotheker kan je behandelaar je daarmee in de praktijk vaak niet goed helpen, met afbouwmedicatie kan dat wel.
Ik hoop dat dit een antwoord op je vraag is waar je wat mee kunt. Voor het opzoeken van referenties heb ik helaas geen tijd, ik hoop dat je dat niet erg vindt.
Vriendelijke groet,
Peter
Deze vraag is gesteld door een vrouw in de leeftijdscategorie 50-65
Beantwoord door: Peter Groot op 16 april 2021