Een expert die niks doet? Wanneer ik als Peer-supported Open Dialogue-opleideling met een collega naar een cliënt in zijn netwerk mag luisteren, geven wij geen adviezen en doen geen suggesties. Dan heb ik wel vaak het onbevredigende gevoel dat ik niks doe. Wat doen wij wel?
Wij proberen te luisteren, écht te luisteren. Naar alle aanwezigen en naar de verschillende, soms tegenstijdige, gedachten die binnen één persoon kunnen leven. En proberen te luisteren naar belangrijke àfwezigen, via de mensen die er wel zijn. Wij beogen daarbij om mindful mee te resoneren met wat wij, met onze persoonlijke achtergrond, daarbij ervaren.
Wat wij ervaren, bespreken wij samen in het bijzijn van het netwerk – in een ‘reflecting moment’ – waarbij wij het niet onderling eens hoeven te zijn. Want ook bij ons leven verschillende, soms tegenstrijdige, gedachten.
Peer-supported Open Dialogue (POD) heeft als doel om op een respectvolle manier alle meningen en belevingen écht te horen
En dan blijkt er vaak iets te gebeuren: onderlinge verhoudingen veranderen en mensen komen op ideeën. Ook daar luisteren we natuurlijk met volle aandacht naar. Maar voor mijn gevoel doen we niks. En toch worden we achteraf steeds hartelijk bedankt en wil men graag nog een gesprek. En achteraf hoor ik meer dan eens dat men graag iets terug wilt doen.
Maar waarom? We hebben immers geen adviezen gegeven of suggesties gedaan!
Ik ben een hulpverlener, dus ik wil hulp verlenen. Dat kan ik doen door iemand te helpen met wat hij zelf niet kan. Als ik niks doe komt mijn expertise als hulpverlener, opgebouwd in vele jaren opleiding en werkervaring, niet tot zijn recht. Dat knelt.
De cliënt geen schade toedoen
Het uitgangspunt van elke hulpverlener is: ‘ik zal de cliënt geen schade toedoen’. En wat dat betreft zijn het geven van adviezen en het doen van suggesties riskant. Want: begrijp ik die ander wel echt? Is de ander écht begrijpen wel mogelijk, gezien zijn andere komaf, andere levenservaringen, andere opleiding, andere genen en andere cultuur?
Als mijn advies niet een schot in de roos is, is er het gevaar dat de cliënt zich niet goed begrepen voelt. Wat ertoe kan leiden dat er verwijdering tussen ons ontstaat. Als ik toch van de waarde van mijn advies overtuigd blijf, kan ik de cliënt zelfs eigenwijs gaan vinden omdat hij mijn goede advies in de wind slaat. Misschien heeft hij in mijn ogen dan wel te weinig ziekte-inzicht!
Als de cliënt deze boodschap (subtiel of minder subtiel) van mij meekrijgt, is er gevaar dat er schade ontstaat: in zijn zelfbeeld of in ons contact
En als mijn advies wel een schot in de roos is?
Dan schuilt daar ook een gevaar in. Want het geven van adviezen impliceert dat ik als hulpverlener geloof dat de cliënt zelf niet op dat idee komt. Als een cliënt dit met me eens is, kan hij gaan denken dat de hulpverlener het inderdaad beter weet dan hij het zelf weet. Dat kan de kijk op hemzelf beïnvloeden. Daarmee kan zijn zelfvertrouwen verminderen (‘ik kan het niet zelf’) en afhankelijkheid creëren. En dit is in strijd met ‘ik zal de cliënt geen schade toedoen’.
Dus: als ik een advies geef dat niet goed aansluit bij de situatie van de cliënt, kan tot schade leiden. En als ik een advies geef dat een schot in de roos is, kan dit ook tot schade leiden.
Het geven van adviezen is riskant
Maar, zoals ik al schreef, dan heb ik het onbevredigende gevoel dat ik als expert niks doe. En een kritisch stemmetje in mij zegt ook: ‘geen adviezen geven’ kan natuurlijk iedereen!
Wat doet een expert dan wel?
Een expert is een pas een expert als hij beseft hoe beperkt zijn kennis is. Een expert in de GGZ weet dat zijn kennis vooral over groepen cliënten gaat, en dat individuen sterk van de gemiddelden kunnen verschillen. Een expert heeft oog voor de uitzonderingen en weet dat verrassingen veel voorkomen. En een expert heeft vertrouwen in de eigen herstelkracht van mensen. Adviezen geven is niet uitgesloten, maar een echte expert zal daar zeer terughoudend mee zijn.
Binnen POD adviseer je in principe niet. Mensen geven uiteindelijk zichzelf en elkaar namelijk de beste adviezen
Voor de hulpverleners betekent het dat zij vaak ‘op hun handen moeten zitten’, niet een diagnose opplakken en de situatie veel langer laten zijn zoals die is, dan dat zij gewoon zijn. Dat heet binnen POD ‘tolerating uncertainty’. Dit vormt samen met het respect voor de ander en het vertrouwen in eigen krachten de belangrijkste kenmerken van POD.
De overgang (‘transitie’) naar volwassenwording
Precies om deze redenen verwacht ik dat POD bij uitstek goed zal aansluiten bij jongeren en jongvolwassenen die worstelen met psychisch lijden. Want als we het hebben over jongeren die het psychisch zwaar hebben: hoe komt het toch dat zij zich vooral aangetrokken voelen tot leeftijdsgenoten? En veel minder tot die wijze, ervaren ouderen met zoveel opleiding en kennis van wetenschappelijk onderzoek?
Mijn voorzichtige inschatting is: omdat zij zich door hen niet snel begrepen en gerespecteerd voelen. Daarnaast willen jongeren (maar niet alleen jongeren) het vooral juist zelf doen. Zo leer je ook het beste of iets bij je past en waar je grenzen liggen.
Het ontbreekt naar mijn indruk nogal eens aan respect voor de jongeren
Als we jongeren bekijken door de bril van de ouderen, kan een verkeerd beeld ontstaan. Dan zou je jongeren als roekeloos kunnen zien, aangezien ze vaker ongelukken maken en impulsiever zijn dan veel volwassenen. Dan zou je ze kunnen zien als volwassenen die nog niet ‘af’ zijn, met een zogenaamd ‘onrijp brein’. Deze opvatting getuigt van weinig respect.
Je kunt het ook anders bekijken: jongeren zijn over het algemeen creatiever, socialer en minder ingekakt. Ze zijn de start van de nieuwe generatie en van een betere toekomst. Dan zou je volwassenen eerder beschrijven als wezens waarin het kind verschrompeld is! Ingeslapen en initiatief-arm. Johnstone noemt volwassenen geatrofieerde kinderen waarbij tijdens de volwassenwording iets waardevols verloren is gegaan.
De belangrijkste kenmerken van hulpverlening aan jongeren zou je mijns inziens kunnen samenvatten in:
(1) respect;
(2) vertrouwen in de eigen krachten en ‘eigen wijze’ en;
(3) hulpverleners die goed kunnen luisteren en goed zijn in ‘tolerating uncertainty’.
POD zou in de hulpverlening aan jongeren het uitgangspunt moeten zijn
Het zogenoemde ‘niks doen’ blijkt helemaal niet makkelijk. Veel hulpverleners – vooral degenen die wat langer meelopen, zoals ik – zijn hier helemaal niet goed in; het vereist veel oefening en expertise.
Geef een reactie