Het leven van Geeske is hectisch in 2015. Ze heeft een fijne partner die goud waard is. En ook twee jonge kinderen die ze combineert met haar werk tijdens haar thuiswerkdagen. In een grote reorganisatie wordt ze herplaatst op een nieuwe functie. In tegenstelling tot haar teamgenoten die onslagen worden. Het zorgt voor veel spanning.
Ik krijg op mijn werk last van opvallende psychische klachten en ik kom daar helemaal tot stilstand. Ik doorkruis in de zorg vervolgens vele hokjes -ik word overal aangevinkt als niet passend- bij en ben binnen een jaar uitbehandeld bij de tweedelijns GGZ-instelling.
Met ieder hokje werd ik verder doorgeschoven naar de Exit van de instelling
“Mijn ziekte is een groot probleem”, zegt mijn argwanende arboarts bij ieder bezoek tegen me. Hij is de man die me nooit gelooft. Herhaaldelijk geeft hij aan dat hij hoopt dat ik een persoonlijkheidsstoornis heb. “Want daarmee heb je geen recht op ziekte, want dan ben je gewoon zo”, vertelt hij me keer op keer. Hetzelfde geldt volgens hem voor mijn depressie.
Na ieder bezoek aan deze arts moet ik weer in zes weken tijd opbouwen van vijftig procent naar honderd procent productiviteit. Mijn leidinggevende draait deze opbouwschema’s gelukkig iedere keer direct weer terug en sluit uiteindelijk ook persoonlijk aan bij de gesprekken met mijn Arbo-arts. Hij stelt mijn Arbo-arts tijdens een bezoek de vraag “Wat is nu eigenlijk een Gaf-score?”. Vervolgens slaat de arts volkomen stil. Ik leg hem uiteindelijk uit wat de Gaf-score inhoudt op mijn formulieren. Hij lijkt nu pas voor het eerst beschaamd.
Na een jaar ziekte vraagt mijn werkgever via de arboarts een expertise onderzoek aan bij een commerciële eerstelijns GGZ-instelling om meer inzicht over mijn ziektebeeld te krijgen.
Het ééndaagse onderzoek dat volgt geeft meer duidelijkheid dan de gespecialiseerde GGZ-instelling in een jaar kon geven
Aangezien ik net uitbehandeld ben en niet meer weet waar ik nog terecht kan, besluit ik maar over te stappen naar deze eerstelijns instelling. Ik houd van de diepe rollende lach van mijn nieuwe therapeut; hij is open, halverwege de dertig en is leergierig. Mijn dissociëren blijkt al snel een moeilijkheid. Hij probeert door middel van pressie door de dissociatieve laag te breken in intensieve dubbele sessies. Ik weer hem effectief af vanuit oude beschermingsmechanismen.
Binnen enkele weken glijd ik langzaamaan verder onderuit. Mijn energieniveau stijgt van hypomaan tot manisch waarin ik prachtige energiebanen om me heen zie die mijn pad wijzen. Ik heb ook heldere rustige momenten.
Ik stel mijn therapeut de vraag of ik wellicht een dissociatieve stoornis heb. Ik wil dit graag laten onderzoeken. Mijn therapeut geeft als antwoord dat hij op YouTube een filmpje heeft gezien over dissociatieve stoornissen en zegt me: “Dat moet je echt niet willen.” Hiermee is het direct einde discussie. Ik zak steeds dieper in een lange depressie, waarin ik de overtuiging opvat dat mijn gedachten afleesbaar zijn en kom hallucinaties tegen op mijn pad. Ik vertrouw niemand en zak nog dieper.
De worsteling is onmenselijk
Weer wat verder in de tijd onderbouw ik bij deze psycholoog mijn vermoeden dat ik mogelijk een bipolaire stoornis heb. Hij luistert naar me en blijkt dan wel direct bereid te zijn om dit verder te laten onderzoeken.
Een psychiater, eenmalig ingehuurd, stelt enkele weken later de bipolaire stoornis vast en vraagt me wat ik in hemelsnaam bij deze eerstelijns instelling te zoeken heb. Hij schrijft lithium voor, benadert mijn huisarts die me in moet gaan stellen en die ook de reguliere bloedspiegelcontroles moet gaan uitvoeren.
Ook schrijft hij een spoedbrief waarin staat dat ik direct door een gespecialiseerde instelling gezien moet worden. Hij houdt uit eigen beweging een vinger aan de pols voor mij binnen deze eerstelijns instelling.
Het is tijd voor weer een nieuwe stap, terug naar de gespecialiseerde GGZ. Ik wil niet terug naar mijn ‘oude’ regionale GGZ-aanbieder (die uit mijn eerdere blog). Ik wil graag naar een andere zorgaanbieder waar kennis van de bipolaire stoornis is. ‘Dat zou toch geen onredelijk idee mogen zijn?’, denk ik bij aanvang nog heel optimistisch. De praktijk blijkt toch weerbarstiger.
Geef een reactie