Laatst ging ik naar een promotie. Leek me best leuk. Viel toch wel tegen. Niet de promotie zelf hoor. De mensen, de praatjes, het officiële. Ik vond het allemaal intimiderend, confronterend, ja zelfs angstaanjagend. Het begon eigenlijk al voor de promotie toen ik opeens merkte dat ik onwijs zenuwachtig was.Wat gek, het was toch niet mijn eigen promotie. Nou ja, vooruit dan, zaal in, begin promotie. Leuk hoor al die hoogleraren. Ah, kijk, daar is ze, de promovenda!
Ik had van tevoren even de eerste 30 pagina’s van haar proefschrift gelezen en dat leek me heel interessant. Ik had er dan wel geen rekening mee gehouden dat mijn geest het af en toe ontzettend grappig vindt om even helemaal in paniek te schieten zodra we ons in een nieuwe, onbekende of onwennige situatie bevinden. Ik had gedacht dat we al verder waren. Niet dus. Van de promotie zelf heb ik dan ook vrij weinig meegekregen want in mijn hoofd was het druk. Er heerste namelijk oorlog. Iets in de trant van (zet even ‘hoofd, schouders, knie en teen’ aan)
‘Hoooooofd, zweet, trillen en paniek, trillen en paniek,
Hooooofd, zweet, trillen en paniek, trillen en paniek,
Oren, ogen, alles in paniek’ (geest)
tegen
‘Iedereen kan ons zien, doe maar even niet.’ (ratio)
Gelukkig won mijn ratio ook zonder heel overtuigende argumenten. Ik was opgelucht toen ik eindelijk naar buiten mocht, ademhalen, tot rust komen. Nou ja, rust. Soort van dan, want de oorlog was nog niet over
Pas veel later besefte ik dat ik heel vermoeid was. Vermoeid van de indrukken waarmee ik gebombardeerd werd, vermoeid van alle praatjes met zo ongelofelijk sterke en krachtige mensen, maar vooral vermoeid van het tegenhouden van de paniekaanval. Ik was ook een beetje verbaasd. Verbaasd toen ik merkte dat mijn eigen herstel wel nog even zal duren. Ik dacht dat ik al behoorlijk ver was gekomen maar dat viel toch wel echt tegen.
Ik voelde me opeens heel klein en kwetsbaar, wist niet zo goed wat ik met die gevoelens moest doen.
Ik ben niet zo goed met gevoelens, you know. Wegstoppen kan ik ze prima, maar echt voelen? Hoe doe je dat? Kan je dat leren? Hoe leer je dat? Waar leer je dat? Kan ik dat? Moet ik dat niet gewoon kunnen?
Zoveel vragen schoten door mijn hoofd dat het opeens weer heel druk was. Anders druk, dat dan weer wel, maar nog steeds druk. Zo druk dat ik het opeens allemaal niet meer zag zitten. Wat als ik nou hier een einde aan…Nee! besloot ik. Ik wil helemaal nergens een einde aan maken. In ieder geval niet aan mijn leven.
Ik ben in mijn herstel misschien nog niet zo ver als de mensen die ik toen heb gesproken, maar ik ben onderweg. En ik word lekker op mijn eigen tempo beter. Met alle tegenslagen die erbij horen, de goede en de slechte dagen.
Toen ik zo aan het nadenken was over herstel en wat dat nou eigenlijk betekent, werd me opeens iets duidelijk: Ik kon het niet alleen. Ik had bondgenoten nodig, misschien soms ook lotgenoten
Want herstellen doe en hoef je nooit alleen. Je hebt vrienden en familie nodig om op een slechte dag even te zeggen dat het slecht gaat, maar je hebt ze vooral nodig om alle kleine successen te vieren. Met koffie, taart, misschien een wandeling, dat maakt niet uit. Als je je er maar van bewust bent dat elk klein succesje het vechten waard is.
En ik? Ik ben nog lang niet hersteld maar ik zie nu dankzij deze promotie en dankzij alle mensen om mij heen in dat ik het niet alleen kan. Ik kan niet alleen vechten, ik kan niet alleen oorlog voeren tegen de stemmen in mijn hoofd, alle nare gedachtes die ik soms heb, tegen de drang om mezelf te beschadigen of te straffen door niet te eten. Ik hoef dit niet alleen te doen. Daar heb ik mijn bondgenoten voor nodig. En zij hoeven niet mijn diepste en donkerste gedachtes te kennen, als ze maar weten dat ik het op prijs stel wanneer zij even een arm om me heen leggen en zeggen “Het komt wel goed.” Daar heb ik ze voor nodig. Ook al geloof ik het op dat moment niet.
En ja, ik heb nog een hele weg te gaan. Zeker weten. Maar ik ben onderweg en ik heb mijn doel duidelijk voor ogen: beter worden.
Geef een reactie