Lotje schrijft voor PsychoseNet een bijzondere serie verhalen over bekende mensen met een psychische kwetsbaarheid. Dit keer schrijft ze over de Franse Camille Claudel, de bekende beeldhouwster van onder meer Sakountala en La Petite Châtelaine.
In Camille haar tijd (1863–1943) was het niet gewoon voor vrouwen om een carrière als kunstenares te ambiëren. Ze werd dan ook niet toegelaten tot de kunstacademie École des Beaux-Arts want die werd door de overheid gerund. Wel mocht ze naar een privéschool en leerde ze veel van Auguste Rodin, die ze leert kennen als ze nog een tiener is. Ze was erg verliefd op hem, maar hij had ook een relatie met een ander, Rose, die hij niet wilde beëindigen.
Verlangen speelde een grote rol in het werk van Camille. Ze was Rodins model en minnares, maar exposeerde ook zelf succesvol met stukken. Het is echter niet onwaarschijnlijk dat men anders naar haar werk keek en het anders beoordeelde, louter omdat de maker een vrouw was. Die dubbele standaard zal Camille gevoeld moeten hebben.
Ze was eigenzinnig voor een vrouw in die tijd
Op de vraag wat haar favoriete eigenschappen van de man zijn, antwoordt ze: “Zijn vrouw gehoorzamen.” En op de vraag wat de favoriete eigenschappen van de vrouw zijn, antwoordt ze: “Haar man op de kast jagen.” Ze schuwt er niet voor de veel oudere, meer succesvolle en mannelijke Rodin terecht te wijzen.
Toen de relatie met Rodin stukliep raakte ze de weg een beetje kwijt, wat voor haar broer een reden was om haar op te laten sluiten in een psychiatrische instelling
Het was niet haar eigen keus. Er zijn veel brieven overgeleverd uit die tijd van haar hand. Ze is bitter en boos in die brieven. Het is voor ons nu niet heel vreemd dat ze zich zorgen maakte over geld dat ze verdiende dat ze niet kreeg, haar teleurstelling in Rodin die ze vorm moest geven naast haar verafgoding van hem als artiest en de bemoeienis van anderen in haar leven.
Ze maakte geen nieuw werk in de periode in de instelling, dat is erg jammer. Ze schreef haar broer: “Jij vertelt me dat God begaan is met de gekwelden, dat God goed is en zo. Laten we dan eens praten over die God van jou die mij, een onschuldige, laat wegrotten, diep opgeborgen in een gesticht.”
Hoe kunnen we haar die boosheid verwijten? Ze leed onder het gebrek aan erkenning. Een verblijf in een instelling in die tijd (een kale armoedige kamer, geen vrijheid, omringd door schreeuwende verwarde mensen, nauwelijks familiebezoek, geen begripvolle psycholoog of psychiater en geen medicatie) zou niemand goed hebben gedaan. Ze verbleef er 30 jaar.
Camille is een voorbeeld van hoe een psychiatrisch label een product is van de tijd en de maatschappij waarin zij leeft
Het staat buiten kijf dat zij boos en achterdochtig was, maar hoewel we nu kunnen bedenken dat dat menselijk is in die situatie, was dat toen kennelijk iets waarmee ze anderen tot last was. Gevaarlijk lijkt ze me niet. Haar tegendraadsheid, succes of temperament zijn een reden of mogelijkheid geweest voor anderen om haar op te bergen. Ze was voor hen te ingewikkeld om mee te dealen.
Illustratie: Marieke Nijhof
Meer bijzondere verhalen lezen?
Geef een reactie