Pas geleden hield ik een presentatie voor mijn collega-psychologen. Het was een logisch gevolg van mijn eerste blog Niemand weet dat ik eigenlijk Repelsteeltje heet. Mijn collega’s waren nieuwsgierig geworden en ik had ontdekt dat het voor mezelf heel goed uitpakt open te zijn over mijn psychoseverleden. Het werkt anti-zelfstigmatiserend.
Ik denk dat veel ervaringsdeskundigen die werken in de GGZ dat allang weten. Ik heb mijn collega’s verteld hoe in een periode van twee jaar mijn psychose begon, over de opname, mijn ontslag tegen advies en hoe ik met psychotische verschijnselen toch mijn weg terugvond naar mijn vrienden en studie. Ze luisterden heel aandachtig en daarna kwamen veel vragen. Ik vond het bijzonder, zij ook.
Soms lijkt het net alsof ik het heb gedroomd
Dat komt omdat ik het zo lang verborgen hield tijdens mijn werk als psycholoog. Daar wen je aan. Maar ergens knaagde het. En het haalde me naar beneden. Dat is zelfstigma door stigma. En het is niet iets van je psychose. Het is iets wat we allemaal met elkaar doen. En dáár zijn we allemaal aan gewend geraakt. Ik sprak met mijn collega’s ook over de relatie tussen hulpverlener en cliënt. Daar is iets mee aan de hand. Van alles eigenlijk. Een studie waard. Ook een lesje geschiedenis.
Toen ik als psycholoog begon te werken bijna 30 jaar geleden merkte ik al snel de gedragscodes. De professionele afstand. Dat woord viel vaak, het was heel belangrijk.
Wat opviel was dat het nooit ging over te grote afstand. Het ging altijd over te kleine afstand
Betrokken raken bij de patiënt was niet de bedoeling; alleen bij genoeg afstand was je professioneel. Eigenlijk: hoe meer afstand, hoe professioneler. Er werd onderling tussen hulpverleners op gelet. Bij tekenen dat je betrokken raakte moest er snel supervisie aan te pas komen om je weer op de juiste afstandelijke koers te krijgen. Ik dacht anders over afstand, nabijheid en de functie ervan. Soms liepen mijn supervisies voor de opleiding voor geen meter.
Die professionele afstand was in het belang van de patiënt, die zou anders in rolverwarring raken
De patiënt moest vooral blijven beseffen wie er in de relatie de patiënt was. Iets als een telefoonnummer geven waarop je makkelijk gebeld kon worden, was dan ook not done. Want daar kon de gemiddelde patiënt niet mee omgaan. Mijn ervaring is dat het niet zo zit. Integendeel. Ik word soms lastig gevallen, voor telefonische enquêtes, door deurverkopers, de Nuon of een ex.
Maar ik word nooit lastig gevallen door mijn cliënten
Stigma dus. Ik kies ervoor betrokken te raken bij mijn cliënten, en ik merk niet dat ze daarvan in de war raken, of opeens gaan denken dat we in elkaars privéleven horen. Volgens mij ook stigma. Ik kies er ook voor om persoonlijke informatie te delen met cliënten, als ik denk dat het een functie heeft. Regelmatig merk ik dat cliënten normale gevoelens, reacties op situaties labelen als iets wat bij hun diagnose hoort. En dat maakt onzeker. Dat is een vervelende bijwerking van diagnoses. Dan vertel ik over mezelf in vergelijkbare situaties. En dat werkt.
Dan trekken we samen even aan de werkelijkheid en proberen we er iets gemeenschappelijks van te maken
Dan zitten allebei op datzelfde continuüm van het gewone bestaan. Wat is daar onprofessioneel aan? Wat mij betreft zetten we psychose ook op dat continuüm. Niet praten vanuit: jouw kijk op de werkelijkheid is gestoord en de mijne is normaal. Maar: we kijken naar de werkelijkheid vanuit een andere hoek en dan zie je dus ook niet hetzelfde. Dat praat makkelijker en het is beter voor de relatie. Je kan het er wel over hebben met welke interpretatie van de werkelijkheid het prettiger leeft en dat samen onderzoeken.
Toen ik zelf opgenomen was, werd er heel weinig met mij gepraat. Er werd over mij gepraat
Daar knap je niet van op, je voelt je steeds meer een alien. Je kan niet meer toetsen, je voelt geen verbinding. Zonder verleden of toekomst, in een nu waar je niks van begrijpt. Ik ging schrijven, toen ik iets minder psychotisch was. Om grip te krijgen en om te snappen wat er met me gebeurde. Ik gaf het mijn arts mee en vroeg hem om het te lezen en er met mij over te praten. Hij kwam er niet op terug. Toen ik ernaar vroeg was hij het kwijt. Kwestie van jammer, en toen ging ‘ie weer. Van een gesprek is het niet meer gekomen. Dát vind ik onprofessioneel.
Ik werd tijdens mijn opleiding meerdere keren afgewezen door leertherapeuten als ik ze had verteld dat ik een psychose had gehad. Mijn collega’s vroegen waarom ik dacht dat dit zo was gegaan.
De leertherapeuten zeiden: ‘We denken dat je te kwetsbaar bent voor het vak.’
‘Maar kijk nou eens goed naar mij,’ zei ik dan. ‘Ik werk al jaren als psycholoog. Hoe weet jij nou dat ik kwetsbaarder ben als jij?’
Wat is er zo erg aan kwetsbaarheid als je óók sterk bent?
Het had geen zin. Er was geen bewijs goed genoeg van mijn kant om in leertherapie te geraken. Dat krijg je van die schizo-doemberichten. Maar die leertherapie-dame op de gracht met haar herdershond, die mij wél die kans gaf, las waarschijnlijk andere tijdschriften of geloofde het gewoon niet. Gelukkig voor mij.
Dan is er nog iets wat de leertherapeuten niet zeiden maar wat ze volgens mij wel dachten. Ik denk dat ze deels oprecht bezorgd voor me waren vanuit hun idee over psychose. En ik denk dat ze bang waren voor imagoschade, in het geval ik zou ontregelen. Ook al bood ik aan dat ik voor dat risico best wilde tekenen, ze lieten het me niet dragen.
Het is ingewikkeld, die therapeutische relatie. Het gedonder begon al voordat ik er überhaupt één had
Maar het verandert wel. We praten er nu openlijk over, zoals ik laatst met mijn collega-psychologen. En we beginnen te snappen dat stigma ook in onze eigen goedbedoelende hulpverlenershoofden zit. Ook in mijn hoofd, want tijdens 30 jaar hulpverlener-zijn is er wel wat ingeslopen. Zelfs bij mij. Dat is geen doodzonde maar het verdient aandacht. En niet alleen op papier, op mooie beleidsnota’s, maar daar waar het is, tussen mensen, overal en iedere dag.
Reacties zijn heel welkom, kritische noten ook!
Geef een reactie