Op mijn twintigste word ik psychotisch. Kort voor het zover is, zeg ik tegen mezelf: ik moet zorgen dat ik niet gek word. Als dat gebeurt dan zal ik het niet over kunnen brengen, want dan zullen mensen me niet serieus nemen. Wat zou ik dan over willen brengen?
Ik heb filosofische gedachten
Ik vind ze boeiend en prettig. Ik zou ze best over willen brengen, willen delen. Maar ik heb er ook last van. De last zit ‘m in het feit dat ik er moeilijk mee kan stoppen. En stoppen vind ik nodig omdat zulk denken me veel energie kost. Ik zou goed moeten eten en slapen, maar dat lukt nou net niet.
Stoppen met denken, met filosoferen lukt niet
Helaas ik verlies de strijd. Ik krijg zes psychoses in zeven jaar tijd en evenzoveel opnames in de inrichting. Ik word een draaideurpatiënt en ben op weg chronisch te worden. Maar dat wil ik niet!
‘Help mij het zelf te doen’ is een uitspraak van de kinderpsychiater Maria Montessori. Ik vind dat het stukje ‘help mij’ tijdens mijn opnames ontbreekt en neem een besluit.
Ik besluit om het zelf te gaan doen
De eerste opgave die ik stel is: buiten de inrichting blijven. Dat wordt mijn eerste en hoogste doel. En tot op heden is dat gelukt, hoewel er momenten zijn geweest dat het kantje boord was, zeker in het begin.
De eerste paar jaar buiten de inrichting bestaat mijn zelf-therapie uit lezen. Ik lees boeken, gedichten en spreuken en vind daarin alles wat ik nodig heb zoals: troost, moed, begrip en hulp. Ik lees in een oud boek dat er een psychotische grondstemming bestaat.
Voor mezelf kies ik daar drie kenmerken uit:
- Herkenning van het essentiële
- Toeval
- Symboolbewustzijn
Met die drie kenmerken ga ik aan de gang. De psychiaters in dat oude boek zien die kenmerken negatief en als ziekte-symptomen. Ik wil er de positieve kant van verduidelijken.
Ik lees G.B. Shaw. Op de achterflap van Een kaffermeisje op zoek naar god staat: God is om en bij je, en daar ook altijd geweest, maar in zijn genade heeft hij zich niet aan je geopenbaard opdat een te grote kennis van hem je niet gek zou maken. Leg een tuintje voor jezelf aan, spit en plant en wied en snoei, en wees blij als hij je telkens even op je schouder tikt als je het verkeerd doet, en je werk zegent als je het goed hebt gedaan.
Ik dacht: ik werd wel gek, maar Bernard Shaw begrijpt het. En dat is troost
Augustus vorig jaar las ik een interview met Wouter Kusters. Hij durft wat ik nooit durfde.
Hij maakt bespreekbaar: Pas als je uit de psychose komt, zegt Kusters, komen de vragen. ‘Wat is dit nou allemaal? Wat was waar, wat was niet waar? Heb ik werkelijk het goddelijke, heb ik God gezien? De psychiatrie antwoordt dan: het was flauwekul, je moet je niet bezighouden met spiritualiteit of met de dingen aan gene zijde. Ik zeg in dit boek: nee, de psychose was geen flauwekul.’
Mijn eerste psychose vind ik de meest wezenlijke
Jaren later lees ik: “Nooit zal ik die nacht vergeten waarin de sluier die mijn eigen ongelovigheid aan mijn oog onttrok, werd weggerukt. “ – William James, psycholoog/filosoof
Ik ben niet godsdienstig opgevoed en in mijn omgeving ging en gaat er niemand naar de kerk. Toch krijg ik tijdens mijn psychose religieuze ervaringen. Via boeken ben ik me in religie gaan verdiepen. Nadat ik begreep dat er mystieke psychoten en psychotische mystici zijn, ben ik gaan geloven in mystiek. Ik las: mystiek is angstaanjagend voor degene die het probeert in te passen in een ontoereikend geloofssysteem. En ook: een mysticus weet dat wat niet zijn kan, toch bestaat.
Op het grensvlak psychose en niet-psychose raak ik verbijsterd. Op diezelfde grens is er voor mij: god bestaat en god bestaat niet. Iets kan tegelijkertijd waar en onwaar zijn. Nietwaar?! Ik vind van wel.
Marijke Thierry is gepensioneerd ervaringsdeskundige en maatschappelijk werkster.
Lees ook:
Geef een reactie