Soms lijkt het in de ggz dat alle hulpverleners het met elkaar eens zijn. Hoe behandel je iemand met zus-en-zo klacht? Dat kun je nalezen in richtlijnen die gebaseerd zijn op wetenschappelijk onderzoek en op de mening van deskundigen. Om een hulpverlener te kiezen die bij je past, is het goed om te weten van welke benadering hij uitgaat: de objectiverende benadering of de aansluitende benadering.
Objectiverende benadering
Als psycholoog die sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in de ggz werkt, heb ik geleerd om te beoordelen. Ik beoordeel bij jou als cliënt niet alleen jouw klachten maar ook jou als persoon. De diagnose is de basis van waaruit ik nadenk welke interventie het beste past. Mijn doel is om jouw klacht zoveel mogelijk te verminderen en jouw autonomie zo groot mogelijk te houden. Aangezien ik hier jarenlang voor ben opgeleid en me heb verdiept in het wetenschappelijk onderzoek zal ik jou proberen te overtuigen van mijn plan. Dan vind ik het jammer als jij er soms anders over denkt.
Aansluitende benadering
Met het stijgen der jaren ben ik steeds meer aan het uitgaan van een andere benadering. Het contact van mens tot mens staat voorop. Ik vertel vaker over mijn persoonlijke leven en over mijn eigen ervaringen als ggz-cliënt. Ik probeer de classificaties die zich in mijn hoofd opdringen te negeren en hecht veel meer waarde aan een open dialoog. Ik kies ervoor om beter mijn best te doen om bij jou aan te sluiten – en mijn eigen denkkader los te laten – door je vragen te stellen, zoals: hoe kijk je er zelf tegenaan, wat zie je als je kracht en als je kwetsbaarheid, wat wil je en wat moet daar voor gebeuren? Er ontstaat veel vaker een vertrouwd gevoel waarbij we samen aan één kant staan.
Hoe keek/kijk ik naar mezelf?
Vanuit mijn objectiverende rol
De objectiverende benadering heeft in onze samenleving de hoogste status, zowel in de wetenschap als in de behandelpraktijk. In mijn objectiverende rol zie ik mezelf als genuanceerd en professioneel: op basis van de diagnose denk ik dat een interventie goed past bij Marie en niet bij Klaas. Want Klaas heeft te weinig capaciteiten of is daar te kwetsbaar voor. Dus zelfs als Klaas wel graag deze interventie wil, krijgt hij deze niet vanwege mijn professionele inschatting. Mijn advies beschouw ik als individueel maatwerk en ik huiver van hulpverleners die slechts één interventie promoten. Zo zie ik ook hulpverleners die vooral willen aansluiten: als eendimensionaal (die voor alle cliënten dezelfde soort interventie willen).
Vanuit mijn aansluitende rol
Mijn keuze voor de aansluitende benadering is een radicale keuze: als je kiest voor een contact van mens tot mens, past niet een primair objectiverende kijk (dus niet: ‘jij hebt deze diagnose dus jij kunt het beste dat doen’). En dan klinkt de objectiverende benadering vaak uit de hoogte, en stoort het me als personen tot stoornissen gereduceerd worden (‘schizofreen’, ‘borderliner’, ‘autist’). En verwonder ik me als richtlijnen zomaar gevolgd worden: deze zijn immers opgesteld voor de ‘gemiddelde patiënt’, terwijl ik toch met een uniek mens in gesprek ben. Ervaringsdeskundigen en peers, die nadruk leggen op het persoonlijk en maatschappelijk herstel, voelen zich naar mijn indruk vaak thuis bij de aansluitende benadering.
Wie past bij jou?
Wat voor een hulpverlener wil jij het liefste? Hierboven staat een onderscheid van twee benaderingen in zwart en wit. In werkelijkheid hebben alle hulpverleners een grijstint. Deze grijstint neigt echter wel vaak naar de witte of naar de zwarte kant. Een hulpverlener kun je gewoon vragen stellen als:
- hoe denk je over de DSM (het handboek met classificaties van psychische stoornissen);
- hoe gebruik je richtlijnen;
- ben je ook bereid wat over jezelf te vertellen en waar je zelf mee geworsteld hebt in het leven?
Aan de reactie zal je snel merken hoe het witte of het zwarte overheerst. Schroom niet om het hierover met je (toekomstig) hulpverlener te hebben.
Geef een reactie