Aan de lange eettafel, tussen de voortreffelijke soepen en quiches van Roos, bespreken wij de avond die ons wacht en de stad Mechelen, waar man-van-het-uur Stephan de Bruyne vandaan komt. Psychiater De Bruyne heeft voor vandaag zijn woonplaats bij de Sint-Romboutskathedraal achtergelaten en is de grens met Nederland overgestoken. Dit met de bedoeling hier in Utrecht te arriveren, waar hij de vijftiende Werf20-lezing, georganiseerd door Astare, uit zal spreken.
Werf20-lezingen worden per sé niet op regelmatige basis georganiseerd. Sterker nog, of er ook een zestiende lezing komt hangt af van het feit of er andermaal een spreker van de buitencategorie gevonden wordt. En dat Werf20-lezingen daadwerkelijk van de buitencategorie zijn merk je aan het feit dat er vaak meer belangstelling dan plek is. Verwachtingsvol zijn we gaan zitten om onze taalvaardige Zuiderbuur in actie te zien.
De Vlaamse vonk
Zonder vonk geen vuur, en voor minder dan een vurige revolutie in de ‘zielloze’ geestelijke gezondheidszorg is De Bruyne niet naar Utrecht gekomen. Dat vraagt om verandering, die vooral vanuit ons zelf zal moeten komen. Hij drukt ons op het hart dat geen ander mens of moment voor handen is om die verandering voor ons af te dwingen, en dus biedt de Belgische psychiater zich nederig aan om zelf die vonk te zijn, een Vlaamse Vonk -zo u wilt-.
In zijn verhalen bedient De Bruyne zich graag van rake teksten die veel dichter bij kwaliteitscabaret liggen dan bij een droge verhandeling van een geleerde geneesheer. De eerste keer dat ik hem zag had ik dat nog niet helemaal meteen door. Ik schrok dan ook behoorlijk, toen De Bruyne in het Antwerpse Romatheater bekende pro-lobotomie te zijn, voor hulpverleners welteverstaan, zodat ook zij gewoon weer mens zouden kunnen worden.
De kille, zielloze zorg
Met scherpe bevindingen schetst De Bruyne de praktijk in de GGZ van vandaag. Het bevriezen van bedden, het vermaatschappelijken van de problemen, de bureaucratie en professionele distantie leveren weliswaar winst op, maar na de W van winst komt de Z van “Zielloze zorg” volgens De Bruyne. De waanzin lijkt daarmee verschoven van de patiënt naar de hulpverlener.
Inderdaad, een flinke stelling, maar De Bruyne onderbouwt hem verder. Want ondanks dat de “zwaarste gekte” naar de samenleving wordt gebracht (denk aan de forse afbouw van GGZ-bedden) krijgen wel steeds meer mensen een diagnose en behandeling. Veelal gaat het hier over mensen met aanzienlijk minder complexe problematiek, die snel behandeld kunnen worden en daarom ook tevreden en winstgevend zijn.
Hoop en boze dromen
Ook ’s nachts wordt De Bruyne geconfronteerd met het gevoel dat de het GGZ en de hulpverlening zijn die beklaagd zouden moeten worden. In een boze droom beleeft hij hoe hij samen met veel andere hulpverleners terecht staat, achter glas. De rechter vraagt hen: maar wist u dan niet van de personeelstekorten en het doorgeslagen protocollengebruik? Moest u zich werkelijk emotioneel distantiëren van uw patiënten, met verwaarlozing tot gevolg?
Al met al komt Stephan de Bruyne tot de veroordeling dat kille zorg de norm is geworden. Precies daarom is het hoog tijd voor die revolutie in de geestelijke gezondheidszorg, waarmee een andere koers gevaren kan worden, met een koel hoofd en vooral ook een warm hart. Allicht zijn dit erg hoopvolle gedachten, maar met Anne Soldaat op gitaar besluit de Vonk van Mechelen wat hoop echt is.
“Hoop is de vogel die fluitend in het donker zit, wetend dat het licht zal worden.”
Geef een reactie