Lonneke vertelt over het werken met zelfmanagement, over hoe twee dagen die er zo op het eerste gezicht hetzelfde uitzien, aan de binnenkant wezenlijk van elkaar verschillen. Over wie ze altijd probeert te zijn aan de buitenkant.
Mijn wekker gaat. Ik draai me nog een keer om voordat ik me aankleed. In mijn tas gooi ik een bakje met restjes van gisterenavond, mijn laptop, mijn map en natuurlijk agenda, etui en sleutels. Mijn waterfles vul ik met lekker koud water en ik vertrek.
De weg naar mijn werk loopt door een groene wijk uit de jaren dertig
Mooie voortuinen met een muurtje en een poortje. Grote rijtjeshuizen met originele glas-in-loodramen. Het is wandelend stilstaan bij een dag die eigenlijk nog moet beginnen.
In het grote pand zijn de lichten nog uit. Ik doe de deur open, het licht aan, was mijn handen en leg mijn spullen in mijn kantoor. Terwijl de koffie pruttelt, leeg ik de brievenbus. Ik controleer de postvakjes op relevante post. De definitie van relevant wisselt. In coronatijd stuur ik brieven ook door naar collega’s die volledig thuis werken.
Na de post uitzoeken loop ik terug naar de keuken waar de koffie vrolijk verder pruttelt
Ik pak kopjes voor mezelf en collega’s die ik vandaag verwacht. De voordeur gaat open en voordat ik een mondkapje opzet roep ik ‘goedemorgen’. Met de koffie in de thermosfles en de bekers op een blad loop ik terug naar mijn kantoor terwijl ik een praatje maak met mijn collega. Na het lezen van de mail maak ik de to-do lijst van vandaag. Ik begin met het promoten van een voorlichting en zie op mijn privé-facebook een hoop reacties op het blog dat ik gisteren postte.
Eén declaratie is niet volledig ingevuld, dus stuur ik een mailtje naar die collega. Bij één factuur heb ik een vraag, dus bel ik even. Als alles is opgelost, zijn alle documenten voorzien van coderingen. Ik wil naar boven lopen, maar de telefoon gaat. Een vraag over een cursus. Ik geef het juist e-mailadres en ga dan opnieuw naar de scanner.
Beneden, tussen een deurbel en het laatste deel van de administratie, pingt mijn eigen telefoon
Een mailtje in mijn mailbox. Een collega loopt het kantoor binnen met een vraag die ik niet kan beantwoorden. Aan het einde van de dag ruim ik op, facturen gaan in de juiste map en ik zet de voicemail aan. Koffiekopjes naar de keuken, deuren op slot.
Thuis haal ik mijn brievenbus leeg
Boudewijn de Groot’s oude repertoire schalt door mijn huiskamer. Ik kook water voor rijst. Twee porties, ook eentje voor de lunch van morgen. Ik zet een was aan, ruim op en plof op de bank. Terwijl ik EenVandaag kijk eet ik mijn bord leeg en ondertussen bestudeer ik het volgende hoofdstuk voor mijn studie.
Ik switch snel tussen al mijn taken en rollen
Dan ben ik schrijver, buurvrouw, secretaresse, spreker en ik switch net zo snel weer terug. De spin in het web, en het web van mijn leven. Hier word ik gelukkig van. Dit is mijn wens, mijn taak, mijn leven. Dit is mijn zijn. Dit is mijn wezen. Dit is mijn ik.
Maar nu even niet… nu even niet… nu even… niet… nu even… nee, niet nu. Ik switch… Ik ben… ik moet switchen… het is wie ik ben… nu niet, nu even, nu even niet.
Mijn wekker gaat weer…
Vrijdagochtend acht uur. Ik weet waarom hij zo vroeg gaat, maar ik wil het niet weten. Ik snooze, draai me nog een keer om. Vijf over acht. Blijkbaar is het me gelukt om nog even een paar minuten te slapen. Fijn. Maar ik kan niet langer in mijn warme nest blijven liggen, anders ben ik straks te laat. Ik reik naar het knopje van mijn nachtlamp. Ik draai me kreunend op mijn zij. Ik gooi mijn voeten over de rand van mij matras en ik duw mezelf omhoog tot ik op de rand zit. Wat moet ik eerst doen?
Naar het toilet, of toch eerst mijn pantoffels aantrekken?
Of ligt de prioriteit toch bij de verwarming aanzetten, koffie maken, tas inpakken of aankleden? Ik weet het niet en zit besluiteloos op de rand van mijn bed. Mijn blaas doet pijn, net zoals mijn rug en ik heb dorst.
Een kwartier later ben ik toch nog aangekleed en denk ik na over welke schoenen ik aan ga trekken. De lelijke wandelschoenen, de hakjes waar ik uren op kan lopen, de gympen die ik straks nodig heb voor sport, de sandalen die bij deze lentedag passen of, als ik geen keuze kan maken, maar gewoon op blote voeten. Ik besluit te kiezen voor de schoenen die ik het eerste kan vinden.
Op mijn lijstje staat naar de GGZ wandelen
Iedere stap is loodzwaar en als ik aan het einde van de straat ben stel ik mijn plan bij. Ik loop naar de bakker voor ontbijt en pak daarna de bus.
De wachtkamer is niet te vergelijken met kantoor. Het is een ziekenhuis. Bij het drinken van automatenbekerkoffie mis ik het vrolijke gepruttel en de heerlijk grote mokken. Om het kleine kartonnen bekertje kan ik mijn handen niet warmen. Op mijn telefoon kan ik alleen in mijn eigen werkmail, niet in alle andere mailboxen die ik beheer.
Vanochtend maken we planningen en doelen
Precies de methode waarop ik een archief opzet, een boek schrijf en de methode van lesgeven baseer. Nu gaat het alleen over mijn hoofd. Mijn doelen zijn aankleden en tanden poetsen. Ik moet mezelf managen. Dat stomme hoofd doet niet wat ik wil. Ik geef de verpleging een snauw en als ze niet terug snauwen word ik boos. Als ik boos ben ga ik huilen. Als ik ga huilen weet ik maar één manier om de controle terug te krijgen. Ik zet mijn vingernagels in mijn armen. Ik krijg terug dat ze zien dat ik van streek ben. Ik wil dit niet laten zien. Ik wil niet dat groepsgenoten of welke vreemde dan ook dit zien. Ik pak mijn spullen en loop weg.
In het toilet zak ik snikkend op de grond
Blijkbaar word ik chagrijnig van mijn masker laten zakken. Bij iedere gelegenheid die ik krijg word ik boos op de verpleging. Ik wil niet de huilende Lonneke zijn, ik wil die chagrijnige Lonneke niet zijn, ik wil niet een depressieve patiënt zijn. En dat ben ik allemaal wel. Sorry verpleging. Sorry wereld. Sorry dat ik ben wie ik nu ben.
Geef een reactie