Haar oppaskindjes leven zich zorgeloos uit in de nieuwe speeltuin, terwijl Lonneke overspoeld wordt door de aanblik van het nieuwe zand. “Ik heb maar een zandkorrel nodig om de zon te laten verdwijnen. Een zandkorrel om te struikelen”.
Ik sta vlak voor de ingang van de zandspeeltuin en ik ben bang om binnen te gaan. De grote speeltuin tegenover de school is pas geleden volledig afgebroken en weer opnieuw opgebouwd.
De gedateerde maar prima functionerende ‘jaren tachtig speeltuin’ is vervangen door een keurige, houten juppenvariant
De verschillende speeltoestellen zijn overduidelijk bewust scheef in elkaar gezet. Het zand is vervangen door nieuw, schoon zand. Er zijn nog geen kattendrollen en hondenophooppoepjes in genesteld. Er komen nog geen beestjes in voor waar kinderen wormen van kunnen krijgen. Maar het zand is zo mul dat het enige kasteel dat erin gebouwd kan worden, het speeltoestel in de vorm van een kasteel is. Emmertjes en schepjes zijn voorlopig geen essentiële voorwerpen om mee te nemen.
Het hek langs het water is verdwenen, alsof de ontwerper van de speeltuin de moeders, tantes, oma’s en hun mannelijke varianten wilt aanmoedigen om geen Facebook te checken en niet teveel met elkaar in gesprek te gaan, omdat ze hun kroost nu nog beter in de gaten moeten houden. Zelfs het slingerende schelpenpad, dat voorheen buiten de speeltuin was en meestal uit modderpoelen bestond, is vernieuwd. Nieuwe bankjes staan er langs geplaatst. Het gezicht is naar de speeltuin gericht.
Met meer bankjes kunnen er meer opvoeders zijn en dus meer kroost
Mijn oppaskindje is al schelpen aan het verzamelen bij het schelpenpad. Zijn zus doet huiveringwekkende evenwichtsoefeningen in de speeltoestellen. Ik sta aan de rand van het zand en ben bang om binnen te gaan.
Ik ben bang voor het zand. Doodsbang. Alleen al het zien van het zand maakt dat ik een drukkend, angstig gevoel op de borst krijg. Het ene kind is braaf, de ander is snel, behendig en druk. De zon schijnt. Het is op lente-achtige wijze warm. In mijn tas zit pakjes appelsap en een fles water samen met toffees en drop. Hij druk zwaar op mijn schouder. Aan mijn arm hangen twee schooltassen. Voor mij liggen kinderschoenen. Ik sta aan de rand moed te verzamelen om de speeltuin in te gaan, om het zand te trotseren.
De zon schijnt, ook in mijn hoofd, eindelijk ook in mijn hoofd
Ik mag er steeds meer op vertrouwen dat die zon steeds vaker steeds blijft schijnen. Ondertussen voel ik me zo ontzettend kwetsbaar. Ervaring heeft me namelijk inmiddels geleerd dat ik op dit moment maar een zandkorrel nodig heb om onderuit te gaan. Ik heb maar een zandkorrel nodig om mijn gedachten op de loop te laten gaan. Een zandkorrel om de zon te laten verdwijnen. Een zandkorrel om te struikelen.
Dus blijf ik liever nog even buiten de speeltuin staan.
Geef een reactie